Les 8: Proeftoets Afweer

Les 8



Proeftoets
Afweer
1 / 25
suivant
Slide 1: Diapositive
Verpleging en verzorgingMBOStudiejaar 2

Cette leçon contient 25 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

Éléments de cette leçon

Les 8



Proeftoets
Afweer

Slide 1 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Opbouw van de proef-toets

Deze toets bestaat uit 22 meerkeuze vragen en 1 sleepvraag


Slide 2 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Je ziet hiernaast een grafiek
Bij welke immuunrespons
hoort deze grafiek
A
Humorale afweer
B
Cellulaire afweer
C
Primaire Immuun respons
D
Secundaire Immuun respons

Slide 3 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

De term voor pijn binnen een ontstekingsreactie is:
A
Calor
B
Dolor
C
Rubor
D
Tumor

Slide 4 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Welk type cel zijn boodschappereiwitten binnen het afweersysteem?
A
Naturalkillercellen
B
Cytotoxische T cellen
C
Cytokinen
D
Monocyten

Slide 5 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Wat gebeurt er wanneer besmetting met HIV is opgetreden?
A
Het virus dringt de leukocyten binnen
B
Het virus dringt de erytrocyten binnen
C
Het virus dringt de trombocyten binnen
D
Het virus dringt lymfeklieren binnen

Slide 6 - Quiz

Griep epidemieën worden meestal veroorzaakt door Influenza type A.
Een HPV-infectie verloopt vaak subklinisch. Wat betekent dat?
A
Dat het meestal veel klachten veroorzaakt
B
Dat de klachten bij een één heftiger zijn dan bij de ander.
C
Dat de klachten elkaar versterken
D
Dat het nauwelijks klachten veroorzaakt

Slide 7 - Quiz

IgA wordt vooral gevonden in de maag, darmen, speeksel en moedermelk.
IgM is bij een infectie vaak het eerst geproduceerde antistof dat later wordt 'afgelost' door IgG. 
IgG wordt aangemaakt bij grotere hoeveelheden of bij een tweede contact met het antigeen. IgG kan door de placenta van de zwangere vrouw bij het ongeboren kind terecht komen en zorgt in de eerste zes maanden voor de afweer van de baby.
IgE 
Griep epidemieën worden meestal veroorzaakt door
A
Influenza type A
B
Influenza type B
C
Influenza type C
D
Influenza type D

Slide 8 - Quiz

Griep epidemieën worden meestal veroorzaakt door Influenza type A.
Bij welke vorm van immuniteit spelen T-lymfocyten een belangrijke rol?
A
Cellulaire afweer
B
Humorale afweer

Slide 9 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Wat is de port d'entree bij besmetting met Herpes Simplex type 1?
A
Aerogeen
B
Enteraal
C
Cutaan
D
Hematogeen

Slide 10 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Natuurlijke Passieve Immunisatie
Kunstmatige Actieve Immunisatie
Natuurlijke Actieve Immunisatie
Kunstmatige Passieve Immunisatie

Slide 11 - Question de remorquage

Cet élément n'a pas d'instructions

Je gaat met vakantie en je krijgt vooraf antistoffen tegen gele koorts. Dit is een vorm van:
A
kunstmatige actieve immunisatie
B
kunstmatige passieve immunisatie
C
natuurlijke actieve immunisatie
D
natuurlijke passieve immunisatie

Slide 12 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Wat is ons eerste afweermechanisme van de aspecifieke afweer?
A
Lymfeklieren
B
Huid en slijmvliezen
C
Antistoffen
D
Bloed

Slide 13 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Hoe noem je de immuniteit die ontstaat na vaccinatie?
A
natuurlijke passieve immuniteit
B
kunstmatige actieve immuniteit
C
kunstmatige passieve immuniteit
D
natuurlijke actieve immuniteit

Slide 14 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Rabiës wordt veroorzaakt door een virus.
Wat houdt de “incubatietijd” van deze ziekte in?
A
de tijd tussen de beet en de eerste ziekteverschijnselen
B
de tijd tussen de behandeling met medicijnen en het moment dat de patiënt niet meer besmettelijk is
C
de tijd dat een patiënt besmettelijk is
D
de maximale tijd die tussen de beet en de behandeling mag zitten om een patiënt te kunnen genezen

Slide 15 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Een koortslip wordt veroorzaakt door:
A
influenza virus
B
herpes zoster
C
herpes simplex
D
humane immunodeficiency virus

Slide 16 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

En andere naam voor thymus is...
A
schildklier
B
milt
C
zwezerik
D
beenmerg

Slide 17 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Waar ligt de thymus?
A
in de borstholte
B
in de buikholte
C
in de linker bovenarm
D
in de rechter lies

Slide 18 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Welke lymfocyten rijpen in de thymus (zwezerik)?
A
B-lymfocyten
B
T-Lymfoctyen
C
B en T lymfocyten

Slide 19 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Waardoor ontstaat er roodheid bij een ontsteking?
A
Gevolg van vasodilatatie
B
Gevolg van arriveren van macrofagen
C
Gevolg van schadelijke stoffen die parasieten uitscheiden
D
Gevolg van pijn waardoor er rode plekken ontstaan

Slide 20 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Hoe wordt een ontsteking van slijmvliezen in de neusholte genoemd?
A
Exsudaat
B
Catarre
C
Infiltraat
D
Een superinfectie

Slide 21 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Welke cellen laten histamine vrij in het bloed bij een allergische reactie?
A
Natural Killer cellen
B
Immunoglobulines
C
Cytokines
D
Mestcellen

Slide 22 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Wratten ontstaan door het
A
Humaan papilloma virus
B
Herpes simplex virus
C
Een schimmel
D
Bacteriën die leven in vochtige kleding en op vloeren

Slide 23 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Welke bacterie is een veelvoorkomende verwekker van urineweginfecties?
A
Staphylococcus aureus
B
Escheria coli
C
Herpes simplex
D
Salmonella

Slide 24 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Van een MRSA-besmetting word je altijd ziek
A
Juist
B
Onjuist

Slide 25 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions