§7Molberekeningen maken

• Scheikunde
• WO

§7 Mol berekeningen maken

H₂0 en CO₂ komen vrij bij...

1. Volledige verbranding
2. Onvolledige verbranding
3. Volledige- en Onvolledige verbranding
4. Bij beiden niet.

Voor een verbrandingsreactie zijn drie dingen nodig. Welke?

1. Hout, Diesel en Benzine
2. Zuurstof, Stikstof en Helium
3. Zuurstof, Brandstof en Temperatuur
4. Ruimte, Dichtheid en Viscositeit

Kijk naar de reactievergelijking van de verbranding van methaan:
CH₄ + O₂ --> CO₂ + 2H₂O
Welke coëfficiënt moet voor zuurstof staan?

1. 1
2. 2
3. 3
4. 4

…SO₂ (g) + …O₂ (g) → …SO₃ (g) 

Wat voor soort reactie is dit?

 …ZnO (s) → …Zn (s) + …O₂ (g) 

Wat voor soort reactie is dit?

• Ontledingsreactie
  
• wat betekenen de symbolen?
• zink en zuurstof
• Maak de reactie kloppend
• Geef de molecuulmassa van zinkoxide.
• 81,38g

 …C₃H₈ (g) + …O₂ (g) → …CO₂ (g) + …H₂O (l) 

Wat voor soort reactie is dit?

• verbrandingsreactie
  
• wat betekenen de symbolen?
• koolstof, waterstof en zuurstof
• Maak de reactie kloppend
  
• Geef de molecuulmassa van propaan.
• 44,094g

 …P₂O₃ (s) → …P (s) + …O₂ (g) 

Wat voor soort reactie is dit?

• Ontledingsreactie 
  
• wat betekenen de symbolen?
• fosfor en zuurstof
• Maak de reactie kloppend
  
• Geef de molecuulmassa van difosfortrioxide
• 109,95g

 …Al (s) + …Cl₂ (g) → …AlCl₃ (s) 

Wat voor soort reactie is dit?

• vormingsreactie 
  
• wat betekenen de symbolen?
• aluminium en chloor
• Maak de reactie kloppend
  

Geef de molecuulformule van:

1. zuurstof 
   
2. broom 
   
3. waterstof 
   
4. aluminum 
   
5. goud
   
6. kobalt
7. lood
8. ijzer
9. fosfor

1. O₂
2. Br₂
3. H₂
4. al
5. Au
6. Co
7. Pb
8. Fe
9. P

Geef de molecuulformule van:

1. Calcuim
2. Chloor
3. Stikstof
4. Koolstof
5. Fluor
6. kwik
7. Radium
8. zilver
9. neon

1. Ca
2. Cl₂
3. N₂
4. C
5. F₂
6. Hg
7. Ra
8. Ag
9. Ne

Geef de molecuul formule van

zwavelzuur                                    Ethanol

Geef de molecuulformule van glucose.

Griekse telwoorden

Bij moleculaire stoffen gebruiken we in de naam Griekse telwoorden. Deze moet je kennen!

1 = mono

2 = di

3 = tri

4 = tetra

5 = penta

Voorbeelden

P₂O₃

• (Eerste element 1 atoom? Laat mono weg)
  
• ... fosfor .... oxide
  
• difosfortrioxide
  

Voorbeelden

distikstoftetraoxide

• N..O..
  
• N_₂O₄
  

Wat weegt een atoom?

Alle massa zit in de kern, elektronen wegen bijna niets.

1 proton heeft een massa van 1 u  (= unit).

1 neutron heeft een massa van 1 u.

aantal protonen + aantal neutronen = massagetal

Wat is een Mol?

• Hoeveelheid zoals één dozijn.
• 1 mol is 6,02214129 x 10²³ deeltjes
• De constante van Avogadro
• De atomen hebben een massa met als eenheid u.
• Waar komt die u vandaan? 

De constante van Avogadro

• Binas tabel 7A
  
• Zoek de contante van Avogadro op en typ het in op je rekenmachine.
• Kijk in tabel 7B 
• vermenigvuldig de cost. van A met de atomaire massa-eenheid dus u. Let op deze staat in kg en moet naar g.
• Wat komt daaruit?

Van Mol naar gram

• Bereken de molecuul massa van H₂O
  
• Tabel 99 van je Binas
• Schrijf alle atoonmassa's op.
• H = 1,008u x 2 = 2,016u
• O = 16,00u
• H₂O weegt dus 2,016 + 16,00 = 18,016g
• En het zijn 18,016 x 6,02214129 x 10²³ deeltjes.

Van Mol naar gram

• C₅H₁₂ + 4O₂ → 5CO₂ + 6H₂O
• Deze reactievergelijking staat in verhouding met elkaar.
• Je hebt 1 mol C₅H₁₂
• 4 mol 4O₂
• 5 mol 5CO₂
• 6 mol 6H₂O
• 1 : 4 : 5 : 6
• Als je uitrekend wat  1 molecuul C₅H₁₂ weegt dan weet je wat 1 mol C₅H₁₂ weegt.

Wat is de molecuulmassa van:

• 2AlCl₃
  
• 2 x (1 x 26,98 + 3 x 35,45) = 266,66 u
• 4C₆H₁₂O₆
•   4 x (6 x 12,01 + 12 x 1,008 + 6 x 16,00) = 720,624 u                                                     

• Reactievergelijking opstellen C₅H₁₂ + O₂ → CO₂ + H₂O 
  
• Kloppend maken: C₅H₁₂ + 8O₂ → 5CO₂ + 6H₂O 
  
• De mol verhouding:   C₅H₁₂ : 6H₂O
•                                               1    :  6
  
• 1 mol C₅H₁₂ = 72,146 g 
  
• Dus 70/72,146 = 0,97 mol C₅H₁₂ 
  
• 1:6 Dus 6 x 0,97 C₅H₁₂   
  
• Dus er is 6 x 0,97 = 5,823 mol H₂O 
  
• 1 mol H₂O = 2 x 1,008+1 x 16.00 = 18,016 g 
  
• Dus er is 5,823 x 18,823 = 104,89 g H₂O gevormd 
  
• Dus er is 1,0 ∙ 10²g H₂O gevormd.

Je verbrandt 70 gr C₅H₁₂ hoeveel H₂O krijg je dan?

Om zwavelzuur (H₂SO₄) te maken kun je zwaveltrioxide laten reageren met water. Hoeveel gram zwavelzuur ontstaat er als je 300 gr water omzet in zwavelzuur?

De molverhouding

…….……..………… : ….……..……

….……..…… : ….……..……

1 mol            = ….……..……g

Dus ….……..…… : ….……..……= ….……..……mol

Dus er is ….……..…… ∙ ….……..…… = ….……..…… mol

 1 mol             = ….……..……g

 Dus er is ….……..…… ∙ ….……..…… = ….……..…… gevormd

 Bij ontleding van aluminiumoxide (Al₂O₃) onstaan aluminium en zuurstof. Hoeveel Aluminium ontstaat als je uitgaat van 50 g aluminiumoxide?

De molverhouding

…….……..………… : ….……..……

….……..…… : ….……..……

1 mol             = ….……..……g

Dus ….……..…… : ….……..……= ….……..……mol

Dus er is ….……..…… ∙ ….……..…… = ….……..…… mol

 1 mol               = ….……..……g

 Dus er is ….……..…… ∙ ….……..…… = ….……..…… gevormd

Men verbrandt 1,24 gram fosfor (P₄ )tot difosforpentoxide. Hoeveel gram P₂O₅ ontstaat er?

De molverhouding

…….……..………… : ….……..……

….……..…… : ….……..……

1 mol               = ….……..……g

Dus ….……..…… : ….……..……= ….……..……mol

Dus er is ….……..…… ∙ ….……..…… = ….……..…… mol

 1 mol            = ….……..……g

 Dus er is ….……..…… ∙ ….……..…… = ….……..…… gevormd

 Koper kunnen we maken door over koperoxide CuO(s) methaangas CH₄ (g) te leiden en het mengsel te verhitten. De reactie producten zijn koper, koolstofdioxide en water. We gaan uit van 50 g CuO Hoeveel gram koper ontstaat er dan?

De molverhouding

…….……..………… : ….……..……

….……..…… : ….……..……

1 mol              = ….……..……g

Dus ….……..…… : ….……..……= ….……..……mol

Dus er is ….……..…… ∙ ….……..…… = ….……..…… mol

 1 mol               = ….……..……g

 Dus er is ….……..…… ∙ ….……..…… = ….……..…… gevormd

Bij de reactie tussen magnesium en zuurstof ontstaat een reactieproduct: magnesiumoxide, MgO(s). Men mengt 142 g magnesium hoeveel gram zuurstof wordt er gevormd?

De molverhouding

…….……..………… : ….……..……

….……..…… : ….……..……

1 mol = ….……..……g

Dus ….……..…… : ….……..……= ….……..……mol

Dus er is ….……..…… ∙ ….……..…… = ….……..…… mol

 1 mol = ….……..……g

 Dus er is ….……..…… ∙ ….……..…… = ….……..…… gevormd

We verbranden 30 g methaan (CH₄). Hoeveel g CO₂ ontstaat er?

De molverhouding

…….……..………… : ….……..……

….……..…… : ….……..……

1 mol = ….……..……g

Dus ….……..…… : ….……..……= ….……..……mol

Dus er is ….……..…… ∙ ….……..…… = ….……..…… mol

 1 mol = ….……..……g

 Dus er is ….……..…… ∙ ….……..…… = ….……..…… gevormd

Bij de reactie tussen chroom en chloor ontstaat CrCl₃(s).

 Je hebt 20 gram chroom. Hoeveel g CrCl₃ ontstaat er?

De molverhouding

…….……..………… : ….……..……

….……..…… : ….……..……

1 mol = ….……..……g

Dus ….……..…… : ….……..……= ….……..……mol

Dus er is ….……..…… ∙ ….……..…… = ….……..…… mol

 1 mol = ….……..……g

 Dus er is ….……..…… ∙ ….……..…… = ….……..…… gevormd

 Je verbrand Cyclohexaan C₆H₁₂.

 Je hebt 30 gram Cyclohexaan. Hoeveel g CO₂ ontstaat er?

De molverhouding

…….……..………… : ….……..……

….……..…… : ….……..……

1 mol = ….……..……g

Dus ….……..…… : ….……..……= ….……..……mol

Dus er is ….……..…… ∙ ….……..…… = ….……..…… mol

 1 mol = ….……..……g

 Dus er is ….……..…… ∙ ….……..…… = ….……..…… gevormd

 Ammoniumchloride NH₄Cl ontleed tot de elementen

 Je hebt 15 gram Ammoniumchloride. Hoeveel g Cl ontstaat er?

De molverhouding

…….……..………… : ….……..……

….……..…… : ….……..……

1 mol = ….……..……g

Dus ….……..…… : ….……..……= ….……..……mol

Dus er is ….……..…… ∙ ….……..…… = ….……..…… mol

 1 mol = ….……..……g

 Dus er is ….……..…… ∙ ….……..…… = ….……..…… gevormd

Op de camping verbrand je propaangas C₃H₈ volledig om je eten te koken, er ontstaat koolstofdioxide en water.  Je hebt 50 gram propaangas.  b Hoeveel g H₂O ontstaat er?

De molverhouding

…….……..………… : ….……..……

….……..…… : ….……..……

1 mol = ….……..……g

Dus ….……..…… : ….……..……= ….……..……mol

Dus er is ….……..…… ∙ ….……..…… = ….……..…… mol

 1 mol = ….……..……g

 Dus er is ….……..…… ∙ ….……..…… = ….……..…… gevormd

Bij een reactie tussen ammoniak en stikstofmonooxide ontstaat stikstof en water.  Je hebt 25 gram ammoniak. Hoeveel g H₂O ontstaat er?

 

De molverhouding

…….……..………… : ….……..……

….……..…… : ….……..……

1 mol = ….……..……g

Dus ….……..…… : ….……..……= ….……..……mol

Dus er is ….……..…… ∙ ….……..…… = ….……..…… mol

 1 mol = ….……..……g

 Dus er is ….……..…… ∙ ….……..…… = ….……..…… gevormd

Om salpeterzuur HNO₃ te maken moet je stikstofdioxide reageren met zuurstof en waterdamp.  Je hebt 85 gram stikstofdioxide. Hoeveel gram  HNO₃ ontstaat er?

De molverhouding

…….……..………… : ….……..……

….……..…… : ….……..……

1 mol = ….……..……g

Dus ….……..…… : ….……..……= ….……..……mol

Dus er is ….……..…… ∙ ….……..…… = ….……..…… mol

 1 mol = ….……..……g

 Dus er is ….……..…… ∙ ….……..…… = ….……..…… gevormd

Huiswerk 

Leren hfd 3 met uitzondering van §3.7 en 3.8