argumenteren - standpunt & argument

• Nederlands
• Middelbare school
• havo
• Leerjaar 4

Argumenteren 

Deze les:
- Herhaling standpunt, argument weerlegging
- tekst 'Leren lenen' lezen
- tekst 'Ouders moeten hun houding over gamen aanpassen' lezen + opdracht 

Welke woorden ken je al die met argumentatie te maken hebben?

Standpunt - want - argument

Standpunt - argument

Standpunt: gefundeerde mening over actueel onderwerp 

Argument: ondersteunt standpunt om iemand te overtuigen

Standpunt en argument(en)

standpunt = mening over iets, wat je vindt, positief, negatief of twijfel

argument = verdediging of aanval van een standpunt, waarom je iets vindt 

Wat doe je als je een argument weerlegt?

1. Dan bevestig je het argument
2. Dan bedenk je een argument
3. Dan herhaal je een argument
4. Dan ga je tegen het argument in

Welke signaalwoorden horen bij tegenargumentatie en weerlegging?

1. ofschoon
2. echter
3. daarbij
4. hoewel

Wat is een argument?

1. Met een argument onderbouw je iets. Het is controleerbaar.
2. Een argument is een beoordelingswoord.
3. Met een argument geef je aan of je iets mooi vindt.

Wat is een standpunt

1. Hoe je over iets denkt
2. Dingen die met elkaar te maken hebben
3. Wat vaak voorkomt
4. De ruzie

Het zal mij verbazen als dit jaar de carnavalsoptocht in De Bosch doorgaat. [Er wordt namelijk een erg harde wind voorspeld.]

1. Standpunt
2. Argument

[Het Nederlands verloedert] want jongeren gebruiken steeds meer Engelse woorden als spam, hacken, gamen, cool, relaxed en chill.

1. Standpunt \
2. Argument

[Leerlingen op het vwo moeten in vijf in plaats van zes jaar hun opleiding kunnen afmaken.] Je kunt eerder aan een vervolgstudie beginnen en je zit je minder te vervelen.

1. Standpunt
2. Argument