NN7 HV2 -kopie

• Nederlands
• Middelbare school
• havo, vwo
• Leerjaar 2

WELKOM

Gelukkig nieuw jaar!

Nederlands 

Havo 3

 6 januari

leesboek 

Toetsweek

Grammatica Cursus 5 paragraaf 1 t/m 6 

+ woordenschat Cursus 9 paragraaf 1 en 2

Goedemorgen klas 2C

Vandaag...

- stillezen

- Lezen hoofdstuk 1

Vandaag...

• Terugblik zinsdelen + samengestelde zinnen

Leerdoelen:
Ik kan zinsdelen herkennen in een zin.

Ik kan hoofd- en bijzinnen herkennen in samengestelde zinnen.

Zinsdelen

• persoonsvorm (pv)

     tijdproef, getalproef (vraagzin)

• onderwerp (ow)

      Wie/(wat) + pv?

• werkwoordelijk gezegde (wg)

     zegt wat het onderwerp (iets of              iemand) doet

• lijdend voorwerp (lv)
  

     Wat/Wie + wg + ow ?

• naamwoordelijk gezegde (ng)
  

     zegt wat het onderwerp (iets of iemand) is

        - werkwoordelijk deel: koppelwerkwoorden

        - naamwoordelijk deel: zet je tussen haken

• meewerkend voorwerp (mv)

     Aan/Voor wie + wg + ow + lv?

• bijwoordelijke bepaling (bwb)

     Overige ww in de zin. Geeft antwoord op       

     vragen als: Waar?, Wanneer?, Hoe?. enz. 

• Bijvoegelijke bepaling (bvb)                     Een bijvoeglijke bepaling zegt iets over het zelfstandig naamwoord waar het bij hoort in de zin, bijvoorbeeld: de lieve kat, de stomme vogel, het leuke kind, het mooie huis.

Koppelwerkwoord

één van de werkwoorden van het naamwoordelijk gezegde is een vorm van een koppelwerkwoord.

Wij kennen de volgende koppelwerkwoorden:

Zijn, worden, blijven, lijken, schijnen, heten en voorkomen.

Een werkwoord is alleen een koppelwerkwoord als het onderdeel is van een naamwoordelijk gezegde.

Naamwoordelijk gezegde

Het naamwoordelijk gezegde zegt wat iemand of iets (het onderwerp) IS (of wordt of blijft).

Wat is het naamwoordelijk gezegde?

In de zon zijn de beelden prachtig.

Dus het naamwoordelijk gezegde is: 

'zijn prachtig'

Wat is een naamwoordelijk gezegde?

1. Hij heeft gegeten.
2. Hij heeft een zusje gekregen.
3. Hij heeft een auto gekocht.
4. Hij is een slimme jongen.

Wat is het dikgedrukte zinsdeel?

Wie van die jongens zal straks ONZE KLASSENVERTEGENWOORDIGER worden?

1. werkwoordelijk gezegde
2. naamwoordelijk deel van het gezegde
3. lijdend voorwerp
4. ander zinsdeel

Enkelvoudige en samengestelde zinnen

Enkelvoudige zin: een zin met 1 persoonsvorm

VB: Evelien werkt bij de bakker. 

Samengestelde zin: zin met meer dan 1 persoonsvorm

VB: Evelien werkt bij de bakker, want zij bakt graag koekjes. 

Hoofd- en bijzinnen

Hoofdzin:

Pv en ow naast elkaar

Pv staat vooraan

Bijzin:

Pv en ow niet naast elkaar

Pv staat achteraan.

Welke bewering is waar?

1. In een bijzin staat de persoonsvorm vaak achter in de zin.
2. In een enkelvoudige zin staan één of meer persoonsvormen.

Wist je dat skeleton een vorm van sleeën op een bobsleebaan is?

1. hoofdzin + hoofdzin
2. hoofdzin + bijzin
3. bijzin + hoofdzin

Zullen we morgen naar het strand gaan of wil je liever naar de dierentuin?

1. hoofdzin + hoofdzin
2. hoofdzin + bijzin
3. bijzin + hoofdzin

De oudere kinderen mochten mee naar het feest, maar de kleintjes moesten thuisblijven.

1. hoofdzin + hoofdzin
2. hoofdzin + bijzin
3. bijzin + hoofdzin

Omdat Dennis vliegangst heeft, gaat hij altijd met de auto op vakantie.

1. hoofdzin + hoofdzin
2. hoofdzin + bijzin
3. bijzin + hoofdzin

Aan de slag!

Oefenen paragraaf 1 en 2 grammatica ZD en WS

Klaar....Leesboek