Les 6 3.3 Nettowinst

Wat is het leukste dat
je hebt gedaan in de vakantie?
1 / 39
suivant
Slide 1: Carte mentale
EconomieMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 3

Cette leçon contient 39 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 2 vidéos.

time-iconLa durée de la leçon est: 60 min

Éléments de cette leçon

Wat is het leukste dat
je hebt gedaan in de vakantie?

Slide 1 - Carte mentale

Hoeveel 'verdient' Apple per seconde?

Slide 2 - Question ouverte

Apple 2e kwartaal 2021
Omzet: $ 89.900.000.000 (89,9 mld)
Winst: $ 23.100.000.000 (23,1 mld)

De winst- en omzetcijfers zijn duizelingwekkend. Met Apple voorop. De omzet van de iPhone-maker schoot omhoog met 54 procent tot 89,6 miljard dollar. De winst knalde met 110 procent groei door alle verwachtingen heen naar 23,6 miljard dollar. 23,6 miljard dollar in 90 dagen, dat is 262 miljoen per dag. Nog verder doorgerekend: 3035 dollar (2503 euro) nettowinst per seconde.

Slide 3 - Diapositive

Slide 4 - Diapositive

Wat zou jij kiezen?
Werknemer
Zelfstandige
Uitkering
Rijk trouwen

Slide 5 - Sondage

Wat zijn de voordelen van een zelfstandige? .

Slide 6 - Carte mentale

Liquide middelen
Vaste activa
Vlottende activa
Eigen vermogen
Kort vreemd vermogen
Lang vreemd vermogen
Gebouw
Bedrijfsterrein
Rabobank rekening
Kas
Debiteuren
Lening (5 jaar)
Hypothecaire lening
Crediteuren
Lening (<1 jaar)

Slide 7 - Question de remorquage

Nieuwe machine gekocht voor € 15.000,-. Hiervoor een extra lening afgesloten bij de bank.
A
Vaste activa + 15.000 Banklening - 15.000
B
Vlottend activa +15.000 Banklening - 15.000
C
Vaste activa + 15.000 Banklening + 15.000
D
Vlottend activa +15.000 Banklening + 15.000

Slide 8 - Quiz

De lonen a € 2.500,- per bank betaald
A
Bank - 2.500 Lonen + 2.500
B
Bank - 2.500 Eigen vermogen - 2.500
C
Bank - 2.500 Lonen - 2.500
D
Bank - 2.500 Eigen Vermogen +2.500

Slide 9 - Quiz

Goederen verkocht op rekening voor € 4.800,-. Inkoopwaarde was € 3.600,-
A
Voorraad - 4.800 Bank + 4.800
B
Voorraad - 3.600 Bank + 4.800 Eigen Vermogen + 1.200
C
Voorraad - 4.800 Debiteuren + 4.800
D
Voorraad - 3.600 Debiteuren + 4.800 Eigen Vermogen + 1.200

Slide 10 - Quiz

Stel de inkoopprijs is €7,50 en je wilt een brutowinstmarge van 60% op de inkoopprijs.
Wat wordt dan de verkoopprijs?
A
€45
B
€12
C
€9
D
€4,50

Slide 11 - Quiz

Hoeveel sommen uit het boek heb je al gemaakt?
A
0 :(
B
Enkele
C
5+
D
10+

Slide 12 - Quiz

Slide 13 - Vidéo

Winst berekenen
(verkoopprijs x afzet)       =                  omzet
               (inkoopprijs x afzet)  =     inkoopwaarde    -
                                                       -------------------
                                               =      brutowinst
                                                          alle bedrijfskosten   -
                                                      --------------------
                                                =         nettowinst

Slide 14 - Diapositive

-
-
Omzet
Nettowinst
Bedrijfskosten
Inkoopwaarde
Brutowinst

Slide 15 - Question de remorquage

Een autodealer verkoopt een auto voor € 12000,-.
De inkoopprijs van de auto is € 9000,-.
De bedrijfskosten zijn € 250,-
Vul het schema in en bereken de brutowinst en de nettowinst.
_____________________________
_____________________________
Omzet
Inkoopprijs
Brutowinst
Bedrijfskosten
Nettowinst
€ 12000,-
€ 2750,-
€ 250,-
€ 9000,-
€ 3000,-

Slide 16 - Question de remorquage

Sleep de formule naar het juiste begrip..
Omzet
Brutowinst

Inkoopwaarde
Nettowinst
Afzet x verkoopprijs
Inkoopprijs x afzet
Omzet - inkoopwaarde
Brutowinst - bedrijfskosten

Slide 17 - Question de remorquage

Een rijwielhandelaar verkoopt 100 keer een fiets voor € 250,-.
De inkoopprijs van de fiets is € 170,-.
De bedrijfskosten zijn € 2500,-
Vul het schema in en bereken de brutowinst en de nettowinst.
_____________________________
_____________________________
Omzet
Inkoopprijs
Brutowinst
Bedrijfskosten
Nettowinst
€ 2500,-
€ 17.000,-
€ 25.000,-
€ 8000,-
€ 5500,-

Slide 18 - Question de remorquage

De brutowinst is 40% van de omzet. De bedrijfskosten bedragen 20% van de inkoopwaarde van de omzet.
Bereken de nettowinst bij een omzet van € 4.000.

A
€1.120,-
B
€800,-
C
€320,-

Slide 19 - Quiz

Omzet
Inkoop
Bedrijkskosten
Nettowinst
Sleep de juiste getallen in het  juiste vakje
€ 21.000,-
€ 40.000,-
€ 120.000,-
€ 12.000,-
€ 20.000,-
€ 27.000,-
€ 14.000,-
€ 1.000,-
€ 5.000,-
€ 10.000,-
€ 0,-
€ 3.000,-
€ 23.000,-
€ 6.000,-
€ 40.000,-
€ 100.000,-
€ 12.000,-
€ 24.000,-

Slide 20 - Question de remorquage

Een bedrijf heeft 35% brutowinstopslag. Hoeveel % is zijn inkoopwaarde omzet?
A
100 + 35% = 135%
B
100% - 35% = 65%
C
100%
D
je mist gegevens om dit te kunnen weten

Slide 21 - Quiz

Voor je kledingzaak koop je een jas in voor € 55. Je rekent 75% brutowinstopslag. Op een goede dag verkoop je er 100 aan Prinses Beatrix. Bereken de brutowinst.
A
€ 9625,-
B
€ 1375
C
€ 41,25
D
€4125,-

Slide 22 - Quiz

Balans
Resultaten rekening

Nog te betalen leverancier

Omzet / opbrengst verkoop
Rente betaling hypotheek

Aflossing op hypotheek
Voorraden

Slide 23 - Question de remorquage

Hoeveel is de nettowinst?

Slide 24 - Diapositive

Voorbeelden van bedrijfskosten?

Slide 25 - Carte mentale

Slide 26 - Vidéo

De huur en elektriciteitsrekening
van een bedrijf
zijn een voorbeeld van..
A
brutowinst
B
omzet
C
extra kosten
D
bedrijfskosten

Slide 27 - Quiz

Welke omschrijving is juist en welke is onjuist? 
Sleep naar het juiste onderdeel!
Juist
Onjuist
Nettowinst + bedrijfskosten = brutowinst
Omzet – inkoopwaarde = brutowinst
Brutowinst = nettowinst + bedrijfskosten
Omzet – nettowinst = bedrijfskosten

Slide 28 - Question de remorquage

De omzet bereken je door..
A
inkoopprijs x afzet
B
inkoopwaarde+ bedrijfskosten
C
verkoopprijs x afzet
D
nettowinst+ inkoopwaarde

Slide 29 - Quiz

Slide 30 - Lien

De omzet is gelijk aan..
A
nettowinst, bedrijfskosten en inkoopwaarde
B
nettowinst en inkoopwaarde
C
brutowinst en bedrijfskosten
D
brutowinst en nettowinst

Slide 31 - Quiz

De nettowinst + bedrijfskosten
is gelijk aan de...
A
omzet
B
brutowinst
C
inkoopwaarde
D
afzet

Slide 32 - Quiz

De ondernemingsvorm van bedrijven op de beurs noem je een ...
A
eenmanszaak.
B
VOF.
C
BV.
D
NV.

Slide 33 - Quiz

Je bent persoonlijk aansprakelijk bij een ...
A
BV en VOF.
B
Eenmanszaak en VOF.
C
Eenmanszaak en BV.
D
VOF en NV.

Slide 34 - Quiz

Liquide middelen
Vaste activa
Vlottende activa
Eigen vermogen
Kort vreemd vermogen
Lang vreemd vermogen
Gebouw
Bedrijfsterrein
Rabobank rekening
Kas
Debiteuren
Lening (5 jaar)
Hypothecaire lening
Crediteuren
Lening (<1 jaar)

Slide 35 - Question de remorquage

Slide 36 - Diapositive

Opdracht: Maak een SWOT-analyse van je favoriete bedrijf/ merk

Slide 37 - Diapositive

Maken 4.18 t/m 4.23
vwo; ook maken bouwsteen 4.1 op blz 60
timer
20:00

Slide 38 - Diapositive

oorzaak van ruilen over de tijd
uitstellen van consumptie
consumptie vervroegen in de tijd
inkomsten en uitgaven vallen niet samen in de tijd
sparen
lenen
prijs = rente

Slide 39 - Question de remorquage