H6 geluid P5 Blaasinstrumenten

Blaasinstrumenten
1 / 18
suivant
Slide 1: Diapositive
Natuurkunde / ScheikundeMiddelbare schoolvmbo k, gLeerjaar 2

Cette leçon contient 18 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 50 min

Éléments de cette leçon

Blaasinstrumenten

Slide 1 - Diapositive

Quiz time
  • Open de lesson up app op je telefoon of tablet!
  • Vul de code in.
  • Gebruik je eigennaam met Max 2 emoij. 
  • Snap je een vraag niet! Steek je hand op in teams.  

Slide 2 - Diapositive

Wat is geen geluidsbron?
A
Speakers
B
Vogels
C
Een muur
D
Snaarinstrumenten

Slide 3 - Quiz

Waardoor word de geluidsterkte bepaald?
A
De amplitude
B
Het aantal trillingen
C
De frequentie

Slide 4 - Quiz

In welke eenheid meet je geluidsterkte?
A
Hertz (Hz)
B
Decibel (A)
C
Decibel (B)
D
dB (A)

Slide 5 - Quiz

Op hoeveel db(A) ligt de pijn grens?
A
80 dB
B
100 dB
C
140 dB
D
1000 dB

Slide 6 - Quiz

Leerdoelen
  • Je kunt uitleggen waarom een pijporgel uit een aantal pijpen met verschillende lengtes bestaat.
  • Je kunt uitleggen hoe je met een trombone verschillende tonen kunt spelen.
  • Je kunt voorbeelden geven van blaasinstrumenten met gaatjes die je bij spelen open- en dichtdoet om verschillende tonen te spelen.
  • Je kunt uitleggen hoe een trompet en hoorn werken met ventielen.

Slide 7 - Diapositive

Blaasinstrumenten
Betekenis blaasinstrumenten: een muziekinstrument waarmee geluid wordt voortgebracht door er lucht in of overheen te blazen.

Slide 8 - Diapositive

Pijporgel 
Pijporgel: een van de weinige blaasinstrumenten die niet met de mond wordt bespeeld. 

Geluid van een pijporgel ontstaat door de volgende stappen:
  1. De bespeler van het pijporgel, de organist, drukt een of meerdere toetsen in.
  2. Er komt hierdoor lucht in een of meerdere pijpen.
  3. De lucht komt in een pijp uit de opening waardoor er geluid ontstaat.
De klank van een pijporgel ontstaat door:
  1. De grootte van de pijp.
  2. De vorm van de pijp.
  3. Het materiaal van de pijp.
  4. De samenstelling van de pijpen die het geluid produceren.

Slide 9 - Diapositive

Verstelbare lengte

Trombone: 
  • Blaasinstrument dat wordt bespeeld door er in te blazen en tegelijkertijd de buis, waardoor de lucht gaat, te verstellen. 
  • Bestaat uit een vast gedeelte en een beweegbaar gedeelte (de schuif). 
  • Spelen van lagere tonen: buis wegduwen.
  • Spelen van hogere tonen: buis intrekken. 

Slide 10 - Diapositive

Gaten en kleppen
Instrumenten waarbij de toonhoogte verandert doordat er gaten worden open- of dichtgedaan. Dit kan met de vingers van de bespeler of door kleppen van het instrument. 

Toonhoogte:
  • Hoe meer gaten er open zijn, hoe hoger de toon.
  • (Net als bij alle andere blaasinstrumenten) Hoe langer de buis van het blaasinstrument, hoe lager de toon.

Slide 11 - Diapositive

Ventielen
Instrumenten waarbij de toonhoogte verandert doordat er met ventielen lucht wordt geleid door een bepaalde buis of buizen.

Toonhoogte: 
  • Hoe meer ventieler er ingedrukt zijn, hoe meer buizen er worden gebruikt voor de verplaatsing van de lucht. De toon wordt dan steeds lager.
  • (Net als bij alle andere blaasinstrumenten) Hoe langer de buis van het blaasinstrument, hoe lager de toon.

Slide 12 - Diapositive

Een blaasinstrument wordt altijd bespeeld door er lucht in te blazen met de mond.
A
Ja, dit klopt.
B
Nee, er kan ook overheen geblazen worden.
C
Nee, er kan ook overheen geblazen worden en dit is niet altijd met de mond.

Slide 13 - Quiz

Een pijporgel:
A
Kan niet worden versteld.
B
Wordt bespeeld door toetsen in te drukken.
C
Wordt bespeeld door een organist.
D
Alle antwoorden zijn juist.

Slide 14 - Quiz

Hoe verandert de toonhoogte bij het instrument hiernaast?
A
De toon wordt lager, wanneer de schuif wordt weggeduwd.
B
De toon wordt hoger, wanneer de schuif wordt weggeduwd.

Slide 15 - Quiz

Hoe verandert de toonhoogte bij het instrument hiernaast?
A
De toon wordt hoger wanneer er meer gaten worden dichtgehouden.
B
De toon wordt hoger wanneer er meer gaten worden opengelaten.

Slide 16 - Quiz

Hoe verandert de toonhoogte bij het instrument hiernaast?
A
Er ontstaat een laag geluid wanneer er veel ventielen worden ingedrukt.
B
Er ontstaat een laag geluid wanneer er weinig ventielen worden ingedrukt.

Slide 17 - Quiz

Huiswerk
H6 Paragraaf 5 
Blz 114 t/m 117.

Huiswerk uiterlijk half uur voor de volgende les in gestuurd via teams of email.

Slide 18 - Diapositive