Examentraining havo 1

Examentraining Engels
Voorbereiding op Centraal examen Engels

1 / 37
suivant
Slide 1: Diapositive
EngelsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 5

Cette leçon contient 37 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

Éléments de cette leçon

Examentraining Engels
Voorbereiding op Centraal examen Engels

Slide 1 - Diapositive

havo

Slide 2 - Diapositive

Slide 3 - Diapositive

Welke dingen kun je bedenken die jouw helpen om jouw examen(s) te gaan halen?

Slide 4 - Carte mentale

Het centraal examen
tekstboekje - 13 teksten
vragenboekje -42 vragen
antwoordblad

hulpmiddelen: woordenboek eng-nl

Slide 5 - Diapositive

Start
vul je naam en studentnummer in op het antwoord blad.
tip: vul in met potlood en daarna met pen eroverheen


Slide 6 - Diapositive

dan...
sla het tekstboekje open op tekst 1
sla het vragen boekje open op vraag 1

Slide 7 - Diapositive

Oefening 1
Examens zijn tijdgebonden.
   
Je hebt 17 minuten en 30 seconden voor de volgende opdracht.

Beantwoordt de eerste 5 vragen binnen de tijd.

Doe wat het eerste in je opkomt - hoe pak jij het aan?

timer
17:30

Slide 8 - Diapositive

Wat heb je eerst gedaan?
vraag gelezen
tekst gelezen
antwoorden gelezen
anders

Slide 9 - Sondage

Hoe zit het met de tijd?
ruim gehaald tijd over
net aan genoeg
niet gehaald/gegokt
pas op de helft

Slide 10 - Sondage

De antwoorden:
Vraag 1-conclusie vraag-A
Vraag 2 - verwijs/structuur vraag - D
Vraag 3 - kernvraag - C
Vraag 4 - stijlfiguren - 1.wel/2.niet
Vraag 5 - Formulering - B

Slide 11 - Diapositive

Hoeveel goed?
A
5
B
4
C
3
D
minder

Slide 12 - Quiz

oefening 2 - 7 minuten
Lees tekst 4
1. kijk naar het plaatje en de titel
2. onderstreep de kernwoorden in de beweringen : bijv: te weinig personeel-goed te beheren
3. lees de tekst - kom je tegenstellingen/synoniemen tegen van de onderstreepte woorden? - gelijk onderstrepen.
4. beantwoordt vraag 6.
5. onderstreep kernwoorden beweringen vraag 7
6.herlees de tekst. 
7.beantwoordt vraag 7
of eigen aanpak
timer
7:00

Slide 13 - Diapositive

Antwoorden juist/onjuist

vraag 6
1.wel
2.wel
3.niet
4.niet
vraag 7
1.b
2.a
3.c

Slide 14 - Diapositive

Wat heb je gedaan?
de instructie gevolgd 7 goed
de instructie gevolgd 6 goed
de instructie gevolgd 5 goed
de instructie gevolgd 4 of minder goed
eigen aanpak 7 goed
eigen aanpak 6 goed
eigen aanpak 5 goed
eigen aanpak 4 of minder goed

Slide 15 - Sondage

Hoe zit het met de tijd?
ruim gehaald tijd over
net aan genoeg
niet gehaald/gegokt
pas op de helft

Slide 16 - Sondage

Na de pauze tekst 5 t/m 8
in een zit

Slide 17 - Diapositive

Pauze 10 min

Slide 18 - Diapositive

Wat doe je als je een woord tegenkomt dat je niet kent?
ik sla deze over en lees door
ik zoek het op
ik onderstreep en zoek op indien nodig
ik probeer het uit de tekst op te maken
ik gok

Slide 19 - Sondage

Maak nu teksten 5 t/m 8 - 60 min
Weet wat je zoekt!- onderstreep kernwoorden in de vraag 
Beantwoordt eerst zelf de vraag - staat jouw antwoord erbij?
Topic sentence = onderwerp van de paragraaf
Summary sentence = conclusie paragraaf
kijk naar -   plaatjes * de titel* het onderschrift* de bron*


timer
1:00:00

Slide 20 - Diapositive

Antwoorden:
tekst 5
8.B
9. 1.wel/2.niet (2 goed=1 punt)
10.D
11.A
12.B
tekst 6
13.C
14.A
15.B
16. 1.wel/2.3.4. niet (4 goed=2/3 goed=1)
17.A
18.A
tekst 7
19. Sure, the (alinea 2)
20. B
21.B
22.C
23.A
tekst 8
24.C
25.A
26.C
27.B
28.loyaliteit/dat klanten vaker bij deze winkel kopen/dat klanten trouw blijven.
29. And the (alinea 2)

Slide 21 - Diapositive

Hoe ging het?
tijd gehaald/alles goed.
tijd gehaald/18-22 goed
tijd niet gehaald/ 17-22 goed
tijd gehaald meer dan 5 fout
tijd niet gehaald meer dan 5 fout

Slide 22 - Sondage

Na de pauze - soorten vragen
Pauze 10 min.

Slide 23 - Diapositive

soorten teksten

Slide 24 - Diapositive

Slide 25 - Diapositive

soorten vragen

Slide 26 - Diapositive

Slide 27 - Diapositive

Oefening 4 - overleg in tweetallen
vraag 30 - betekenis vraag - antwoord D - hoe kom je op dit antwoord - zoek bewijs.
vraag 31 - functie vraag- antwoord C - hoe kom je op dit antwoord - zoek bewijs.
vraag 32 - invulvraag - antwoord B - hoe kom je op dit antwoord - zoek bewijs.
vraag 33 - juist/onjuist - hoe pak je dit aan?

Slide 28 - Diapositive

Functievraag
De vraag gaat over de structuur van de tekst.
Lees dit deel globaal. Ga na wat het verband is tussen de tekstgedeelten. Denk hierbij aan voorbeeld, tegenstelling, oorzaak, gevolg etc.


Slide 29 - Diapositive

welke signaalwoorden wijzen op een oorzaak of reden? meerdere antwoorden.
A
because
B
since
C
as
D
however

Slide 30 - Quiz

welke signaalwoorden wijzen op een tegenstelling? meerdere antwoorden.
A
although
B
since
C
but
D
however

Slide 31 - Quiz

welke signaalwoorden wijzen op een gevolg? meerdere antwoorden.
A
although
B
consequently
C
after all
D
therefore

Slide 32 - Quiz

Betekenis/verwijsvraag
Er wordt gevraagd waar een woord naar verwijst.
Lees het betreffende deel grondig. Zoek dan of je de verwijzing kan vinden.

Slide 33 - Diapositive

Een betekenis of verwijs vraag kun je het beste beantwoorden door...
A
antwoorden te elimineren
B
goed te begrijpen wat je zoekt
C
synoniemen te zoeken
D
alle zijn van toepassing

Slide 34 - Quiz

Mijn mening over deze training!
ik heb nieuwe inzichten opgedaan
ik weet nu waar ik op moet letten
ik heb meer oefening nodig
ik had alles goed

Slide 35 - Sondage

Ik kom naar de volgende examentraining
JA
NEE

Slide 36 - Sondage

Examentraining Geslaagd!

Slide 37 - Diapositive