week 1 les 4
Typ het woord dat je hoort
1 / 25
La durée de la leçon est: 15 minÉléments de cette leçon
Typ het woord dat je hoort
Slide 1 - Question ouverte
Typ het woord dat je hoort
Slide 2 - Question ouverte
Typ het woord dat je hoort
Slide 3 - Question ouverte
Typ het woord dat je hoort
Slide 4 - Question ouverte
Typ het woord dat je hoort
Slide 5 - Question ouverte
Typ het woord dat je hoort
Slide 6 - Question ouverte
Typ het woord dat je hoort
Slide 7 - Question ouverte
Typ het woord dat je hoort
Slide 8 - Question ouverte
Typ het woord dat je hoort
Slide 9 - Question ouverte
Typ het woord dat je hoort
Slide 10 - Question ouverte
Typ het woord dat je hoort
Slide 11 - Question ouverte
Typ het woord dat je hoort
Slide 12 - Question ouverte
Typ het woord dat je hoort
Slide 13 - Question ouverte
Typ het woord dat je hoort
Slide 14 - Question ouverte
Typ het woord dat je hoort
Slide 15 - Question ouverte
Typ het woord dat je hoort
Slide 16 - Question ouverte
Typ het woord dat je hoort
Slide 17 - Question ouverte
kruipen
t.t. Je ..........door de box.
t.t. Je ..........door de box.
Slide 18 - Question ouverte
vriezen
Het..........wel 10 graden.
Het..........wel 10 graden.
Slide 19 - Question ouverte
houden
v.t. Van wie ............je grootmoeder het meest?
v.t. Van wie ............je grootmoeder het meest?
Slide 20 - Question ouverte
haten
Waarom........de man zijn buurman?
Waarom........de man zijn buurman?
Slide 21 - Question ouverte
kleden
De inboorlingen waren merkwaardig.........
De inboorlingen waren merkwaardig.........
Slide 22 - Question ouverte
beantwoorden
Waarom heb je die mail niet direct.........?
Waarom heb je die mail niet direct.........?
Slide 23 - Question ouverte
beantwoorden
De...........mail.
De...........mail.
Slide 24 - Question ouverte
kopen
Het..........cadeau.
Het..........cadeau.
