Cette leçon contient 26 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 2 vidéos.
Éléments de cette leçon
Slide 1 - Diapositive
Welkom! In deze les:
• leer je argumentatiestructuren herkennen
Slide 2 - Diapositive
Argument = bewijs bij uitspraak/stelling
Argumenten kun je herkennen aan signaalwoorden. Woorden als want, omdat, en immers geven aan dat er een argument volgt.
Of aan de woorden ik vind....., ik ben van mening...
Slide 3 - Diapositive
Slide 4 - Vidéo
Dus.. wat is argumenteren?
Slide 5 - Question ouverte
Waaraan kun je een feitelijk argument herkennen?
Slide 6 - Question ouverte
De smartphone is onmisbaar. Je kan er nu bijna overal geld mee overmaken.
A
feitelijk argument
B
waarderend argument
Slide 7 - Quiz
Utrecht is een prettige stad om te wonen. Er wonen in Utrecht veel jonge gezellige mensen.
A
feitelijk argument
B
waarderend argument
Slide 8 - Quiz
Je kunt beter met het openbaar vervoer naar Amsterdam gaan. Dan maken er meer mensen gebruik van het openbaar vervoer.
A
feitelijk argument
B
waarderend argument
Slide 9 - Quiz
Een onderschikkende argumentatie bestaat altijd maar uit één argument bij het standpunt.
A
Juist
B
Onjuist
Slide 10 - Quiz
Geef een voorbeeld niet-feitelijk argument bij de stelling: School moet elke dag om 14.00 uur uit zijn.
Slide 11 - Question ouverte
Slide 12 - Vidéo
4 vormen van argumenteren
Enkelvoudige argumentatie
Meervoudige argumentatie
Onderschikkende argumentatie
Nevenschikkende argumentatie
Slide 13 - Diapositive
X
Slide 14 - Diapositive
Bij enkelvoudige argumentatie onderbouw je je standpunt met één argument.
Slide 15 - Diapositive
Bij meervoudige argumentatie gebruik je meer dan één argument. Ieder argument is extra en staat los van de andere argumenten. Meervoudige argumentatie is de sterkste argumentatiestructuur.
Slide 16 - Diapositive
Bij onderschikkendeargumentatie ondersteunt een argument een ander argument.
Slide 17 - Diapositive
Een onderschikkende argumentatie bestaat altijd maar uit één argument bij het standpunt.
A
Juist
B
Onjuist
Slide 18 - Quiz
Een argument is altijd een feit.
A
Waar
B
Niet waar
Slide 19 - Quiz
Het Stanislascollege is een goede school. De leerlingen halen goede cijfers.
A
enkelvoudige argumentatie
B
meervoudige argumentatie
C
onderschikkende argumentatie
D
nevenschikkende argumentatie
Slide 20 - Quiz
Hij is geschikt voor deze baan als manager, want hij heeft al 5 jaar werkervaring. Hij werkte hiervoor immers in dezelfde functie bij een Cinema Opera.
A
enkelvoudige argumentatie
B
meervoudige argumentatie
C
onderschikkende argumentatie
Slide 21 - Quiz
Het Stanislascollege is een goede school. Het zit in een mooi gebouw en de leerlingen halen goede cijfers.
A
enkelvoudige argumentatie
B
meervoudige argumentatie
C
onderschikkende argumentatie
Slide 22 - Quiz
Het Stanislascollege is een goede school. In de onderbouw leren leerling hoe zij moeten leren en in de bovenbouw presteren zij daardoor beter.
A
enkelvoudige argumentatie
B
meervoudige argumentatie
C
onderschikkende argumentatie
Slide 23 - Quiz
Bedenk er een argument bij... De havo moet binnen 4 jaar af te maken zijn.
timer
1:00
Slide 24 - Question ouverte
Bedenk er zelf een argument bij... Het Nederlands verloedert.
Slide 25 - Question ouverte
Dus wat kun/weet je nu?
• Je weet nu welke argumentatiestructuren er zijn • je kunt een argumentatiestructuur invullen