Taal: Zinsdelen

Goedemiddag!
Ga zitten en leg op tafel: etui en laptop.

Log vast in in Lesson Up. De code staat onderaan op het bord.
1 / 30
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 1

Cette leçon contient 30 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 50 min

Éléments de cette leçon

Goedemiddag!
Ga zitten en leg op tafel: etui en laptop.

Log vast in in Lesson Up. De code staat onderaan op het bord.

Slide 1 - Diapositive

Taal (periode 2)
Zinsdelen:
-persoonsvorm
-onderwerp
-werkwoordelijk gezegde
-lijdend voorwerp
-meewerkend voorwerp
-bijwoordelijke bepaling

Slide 2 - Diapositive

Zin in zinsdelen verdelen.
😒🙁😐🙂😃

Slide 3 - Sondage

De persoonsvorm.
😒🙁😐🙂😃

Slide 4 - Sondage

Het onderwerp.
😒🙁😐🙂😃

Slide 5 - Sondage

Het lijdend voorwerp.
😒🙁😐🙂😃

Slide 6 - Sondage

Het meewerkend voorwerp.
😒🙁😐🙂😃

Slide 7 - Sondage

De bijwoordelijke bepaling.
😒🙁😐🙂😃

Slide 8 - Sondage

Leerdoelen
Je kunt aan het eind van de les uitleggen:

-Wat de persoonsvorm is en hoe je in een zin kunt vinden.

-Wat het onderwerp is en hoe je deze in en een zin kunt vinden.

Slide 9 - Diapositive

Wat is de persoonsvorm in:

De vissen zwemmen rondjes in de kom.

Slide 10 - Question ouverte

Wat is de persoonsvorm in:
Heb jij aan je leesboek gedacht?

Slide 11 - Question ouverte

Wat is de persoonsvorm in:
Wat ga jij morgen doen?

Slide 12 - Question ouverte

Wat is het onderwerp in:

De vissen zwemmen rondjes in de kom.

Slide 13 - Question ouverte

Wat is het onderwerp in:
Wat ga jij morgen doen?

Slide 14 - Question ouverte

Wat is het onderwerp in:
De hongerige wolven eten
het arme schaap.

Slide 15 - Question ouverte

Alles goed (laptop dicht):
Maak in je Taalboekje:

-Oefening 1> zinnen 1 t/m 5
-Oefening 2> zinnen 1 t/m 5
-Oefening 4> zinnen 1 t/m 5
-Nakijken oefeningen.
-NUMO



Slide 16 - Diapositive

1. Persoonsvorm (pv)
Is altijd een werkwoordJe vindt de persoonsvorm als volgt:
-Maak de zin vragend> dan komt de pv vooraan te staan.
De hond blaft hard - Blaft de hond hard?
Let op als er al een vraagzin staat! Wat doe je?

-Verander de zin van tijd: de pv verandert dan ook.
Ik ben (vandaag) blij - Ik was (gisteren) blij. pv= ben (1e zin)


Slide 17 - Diapositive

Wat is de persoonsvorm in:
In het bos grazen de herten bij zonsondergang.

Slide 18 - Question ouverte

Wat is de persoonsvorm in:
Hij heeft het licht uitgedaan.

Slide 19 - Question ouverte

Wat is de persoonsvorm in:
Wanneer gaan we naar de stad?

Slide 20 - Question ouverte

Hoe gaat het vinden van de pv nu?
😒🙁😐🙂😃

Slide 21 - Sondage

2. het onderwerp
Het onderwerp in een zin is iemand of iets die handelt (=pv).
Zo vind je het onderwerp:
1. Vind de persoonsvorm.
2. Stel de vraag wie/ wat + persoonsvorm? Het antwoord is het onderwerp van de zin.

In het bos grazen de herten bij zonsondergang.

Slide 22 - Diapositive

Wat is het onderwerp in:

Dit weekend werd Max wereldkampioen.

Slide 23 - Question ouverte

Wat is het onderwerp in:

De jonge, blozende leerlingen zongen een liedje.

Slide 24 - Question ouverte

Wat is het onderwerp in:

In het winkelcentrum staan veel winkels leeg.

Slide 25 - Question ouverte

Hoe gaat het vinden van het onderwerp nu?
😒🙁😐🙂😃

Slide 26 - Sondage

Aan de slag
Maak in je Taalboekje:
-Oefening 1> zinnen 1 t/m 5
-Oefening 2> zinnen 1 t/m 5
-Oefening 4> zinnen 1 t/m 5
-Nakijken oefeningen.
-NUMO
(Nog lastig? Samen met mij verder oefenen)

Slide 27 - Diapositive

Exit-ticket
Vul dit in: laat zien hoe het gaat.

Slide 28 - Diapositive

Huiswerk (na de vakantie)
Maak in je Taalboekje:

-Oefening 1> zinnen 1 t/m 10
-Oefening 2> zinnen 1 t/m 10
-Oefening 4> zinnen 1 t/m 10

Slide 29 - Diapositive

Hoe vind ik de persoonsvorm in een zin? Ik maak er een vraagzin van, dan komt de pv vooraan te staan. Of ik verander de zin van tijd, de pv verandert dan ook.
Onderstreep de persoonsvorm:
-De kerstboom is omgevallen.
-Door de hele school hangen kerstballen.
-In de kerstvakantie ga ik veel lezen.
Hoe vind ik het onderwerp in een zin? wie/ wat + persoonvorm?
Omcirkel het onderwerp:
-De kerstboom is omgevallen.
-Door de hele school hangen kerstballen.
-In de kerstvakantie ga ik veel lezen.



Slide 30 - Diapositive