V4 §8.2 Energie in ecosystemen

1 / 24
suivant
Slide 1: Diapositive
Middelbare schoolvwoLeerjaar 4

Cette leçon contient 24 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 30 min

Éléments de cette leçon

Slide 1 - Diapositive

§ 8.2 Energie in ecosystemen

Slide 2 - Diapositive

lichtenergie zon

deel van dit licht wordt gereflecteerd terug de ruimte in.


Een deel wordt geabsorbeerd en omgezet in warmte en gaat de atmosfeer in.


Van het licht dat op planten valt wordt maar 1,2 % gebruikt voor fotosynthese.
BINAS

Slide 3 - Diapositive

lichtenergie zon

 1,2 % gebruikt voor fotosynthese.



BINAS
63,4% van de energie wordt warmte


16,2 % wordt gebruikt door de herbivoor om van te leven en te groeien

20,4 naar reducenten

Slide 4 - Diapositive

Producenten kunnen door het proces fotosynthese lichtenergie omzetten in chemische energie.

Chemische energie is de energie die is opgeslagen in stoffen. (organische stoffen)

Er ontstaat glucose en door voortgezette assimilatie ontstaan andere energierijke organische stoffen zoals vetten, eiwitten, DNA, zetmeel.
Producenten, consumenten en reducenten kunnen (indirect) leven van (= halen hun energie uit) de organische stoffen die gemaakt worden door de producenten.

Slide 5 - Diapositive

Trofisch = betrekking hebbend op voedsel. Producenten hebben trofisch niveau 1. Ze zijn de eerste voedsellaag voor de consumenten 1e orde. Die zijn trofisch niveau 2 want ze zijn zelf weer voedsel en wel de 2e voedsellaag in de keten.

Slide 6 - Diapositive

voedselketen in een ecosysteem
Aantallen producenten, consumenten 1e, 2e, 3e...orde boven elkaar gezet met de producenten onder
=> meestal piramide vorm
= piramide van aantallen.
energie in ecosystemen
piramide vorm

Slide 7 - Diapositive

Niet in alle gevallen heeft een piramide van aantallen een piramide vorm. voorbeeld: één grote eikenboom, 300 processierupsen, 15 pimpelmezen en 1 havik.

Slide 8 - Diapositive

niet de aantallen maar de totale biomassa per soort
=>  wel weer een piramide vorm.
Biomassa = totale hoeveelheid organische massa (gram, kg, ton) van organismen. Bijvoorbeeld de totale massa van alle koolmezen. Meestal wordt het drooggewicht (droge stof) genomen = totale massa zonder water. (het organische materiaal wordt dan eerst gedroogd)

Slide 9 - Diapositive

Binas 93 E2  piramide van productiviteit. = totale productie van biomassa per vierkante meter, per jaar.  Er wordt bijvoorbeeld 50 gram zoöplankton geproduceerd per vierkante meter per jaar.

piramide van productiviteit is nog beter dan die van biomassa, omdat dit geen moment opname is.
y = year

Slide 10 - Diapositive

piramide vorm => per laag steeds minder biomassa is  (In biomassa zit energie)
door energie verlies of energie uitstroom.
 

Niet alle planten of dieren van een trofische niveau worden opgegeten.

Wel opgegeten, dan worden niet alle het organische stoffen gebruikt. Een deel is niet eetbaar. Een deel wordt niet verteerd en opgenomen maar uitgepoept.
Van de organische voedingsstoffen die wel zijn opgenomen wordt maar een klein deel gebruikt voor groei. Het meeste wordt gebruikt allerlei levensprocessen. (bv bewegen, warm blijven, leverfunctie, hersenactiviteit)

Slide 11 - Diapositive

Braakballen

Slide 12 - Diapositive

Producenten: lichtenergie van de zon omgezet in chemische energie van organische stoffen.

De totale massa organische stoffen die geproduceerd wordt door producenten in een voedselketen noem je de bruto primaire productie.        BPP





Een deel van de stoffen wordt gebruikt door de planten zelf om cel processen te laten verlopen. De rest wordt gebruikt om organische stoffen van te maken (= groei = biomassa vormen.) Deze biomassa = Netto primaire productie      NPP

Slide 13 - Diapositive

In de afbeelding wordt de energiestroom op een bepaald trofisch niveau weergegeven.

I =  intake = opname  = totale energie van voedsel, (caloriën of Joule )

F =  Faeces = ontlasting. Er zit ook energie in ontlasting, want niet alles wordt verteerd.(mest kan zelfs als brandstof gebruikt worden)

R =  respiratie = celademhaling = dissimilatie. Elke cel verbrandt glucose om zijn organellen te laten functioneren.
A = energie in voedingsstoffen die opgenomen worden door het organisme in het maagdarmkanaal.
P = productie = groei. De energie in de biomassa van het organisme

Slide 14 - Diapositive

BINAS 93A2  Voorbeeld trofisch niveau n = de pimpelmezen en trofisch niveau n-1  is dan het trofische niveau één lager: de processierupsen.
P n-1 wil dan zeggen de energie (joules) die zit in de biomassa van alle processierupsen.  In is dan de energie in de opgegeten rupsen en N de energie in de niet gegeten rupsen.

Slide 15 - Diapositive

Slide 16 - Diapositive

Slide 17 - Diapositive


n = hazen (herbivoor)
Wat kan n-1 zijn?
A
vos
B
gras
C
koe
D
ooievaar

Slide 18 - Quiz


n = hazen (herbivoor) n = gras
In = ?
A
de energie in het gras dat wordt opgegeten
B
de energie in het gras dat niet wordt opgegeten
C
de energie in het gras dat wordt verteerd
D
de energie in het gras dat wordt uitgepoept

Slide 19 - Quiz


n = hazen (herbivoor)
n - 1  = gras

Pn =
A
de energie in de biomassa van de hazen
B
de energie in het gras dat wordt opgegeten
C
de energie die door n+1 wordt opgenomen
D
de energie die wordt opgemaakt door celademhaling (resp)

Slide 20 - Quiz

BINAS 93A2
1: Organismen van trofisch niveau n-1 kunnen afkomstig zijn uit het dierenrijk of uit het plantenrijk.
2: R n geeft het energieverlies weer door dissimilatie van organismen van trofisch niveau n
A
geen van beide is waar
B
alleen 1 is waar
C
alleen 2 is waar
D
allebei waar

Slide 21 - Quiz

Slide 22 - Diapositive

Slide 23 - Diapositive

Vragen?
- neem zo snel mogelijk contact op met je docent.

- ga nu zelf de methode §8.2 doornemen en de opgaven maken en nakijken.

Slide 24 - Diapositive