Les 3. Chronische nierinsufficiëntie

Les 3. Chronische nierinsufficiëntie 
en 
chronische darmziekten
1 / 36
suivant
Slide 1: Diapositive

Cette leçon contient 36 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

Éléments de cette leçon

Les 3. Chronische nierinsufficiëntie 
en 
chronische darmziekten

Slide 1 - Diapositive

Een nuchtere bloedsuiker van 3,0 mmol/L valt binnen de referentiewaarden
A
Juist
B
Onjuist

Slide 2 - Quiz

Een niet nuchtere bloedsuiker van 13 mmol/L valt buiten de referentiewaarden
A
Juist
B
Onjuist

Slide 3 - Quiz

Een te hoge HbA1c betekent dat er sprake is van
A
Diabetes mellitus
B
Anemie
C
COPD
D
Goed behandelde diabetes mellitus

Slide 4 - Quiz

Wat is waar over het cardio vasculaire risicoprofiel?
A
Diabeten vallen niet onder de risicogroep
B
Is een bloedonderzoek naar cholesterol
C
Serie bloedonderzoeken
D
Urineonderzoek

Slide 5 - Quiz

Prediabetes: de bloedsuikerspiegels zijn welverhoogd maar er ontstaat nog geen schade aan bloedvaten
A
Juist
B
Onjuist

Slide 6 - Quiz

Prediabetes is soms reversibel
A
Juist
B
Onjuist

Slide 7 - Quiz

Diabetes insipidus wordt veroorzaakt door
A
Pancreatitis
B
Auto immuunziekte
C
Degeneratie
D
Hormoonafwijking hypofyse

Slide 8 - Quiz

DM type 1 :
A
Door veroudering
B
Door cystic fibrose
C
auto immuunziekte
D
door afwijking hypofyse

Slide 9 - Quiz

DM type 1 kan je in zeldzamen gevallen ook op latere leeftijd krijgen
A
Juist
B
Onjuist

Slide 10 - Quiz

Bij zwangerschapsdiabetes zijn de lichaamscellen van de moeder overgevoelig voor insuline
A
Juist
B
Onjuist

Slide 11 - Quiz

Als een diabeet te weinig eet kan er een ....ontstaan als de medicatie wel toegediend worden
A
Hyperglycemie
B
Hypoglycemie

Slide 12 - Quiz

Een UWI kan bij een diabeet een.....veroorzaken
A
Hyperglycemie
B
Hypoglycemie

Slide 13 - Quiz

Bij een patiënt met een hypo die buiten bewustzijn is handelen:
A
Insuline s.c. toedienen
B
Glucagon toedienen
C
Snelle suikers geven (voeding)
D
Snelle- en langzame suikers geven (voeding)

Slide 14 - Quiz

Bij een patiënt met een hyper handelen:
A
Insuline s.c. toedienen
B
Glucagon toedienen
C
Snelle suikers geven (voeding)
D
Insuline + snelle- en langzame suikers geven

Slide 15 - Quiz

Bij een ketoacidose is de pH van het bloed
A
Te laag
B
Te hoog

Slide 16 - Quiz

Bij een diabetische ketoacidose kan er een .......ademhaling zijn
A
Cheyne Stokes
B
Hyperventilatie
C
Hypoventilatie
D
Küssmaul

Slide 17 - Quiz

Het hyperosmolair hyperglycemisch syndroom kan een .....veroorzaken
A
myocardinfarct
B
CVA
C
Longembolie
D
alle antwoorden zijn goed

Slide 18 - Quiz

Glomerulonefritis komt vaker voor bij diabeten. Dit is een
A
Blaasontsteking
B
Nierfilter ontsteking
C
Nierbekkenontsteking
D
Plasbuisontsteking

Slide 19 - Quiz

Polyneuropathie is een
A
open been
B
afwijkende stand van de voet
C
Gevoelsstoornis

Slide 20 - Quiz

Slide 21 - Diapositive

Slide 22 - Diapositive

Slide 23 - Diapositive

Slide 24 - Diapositive

Slide 25 - Diapositive

Slide 26 - Diapositive

Slide 27 - Diapositive

Slide 28 - Diapositive

Slide 29 - Diapositive

Slide 30 - Diapositive

Slide 31 - Diapositive

Slide 32 - Diapositive

Slide 33 - Diapositive

Slide 34 - Diapositive

Overeenkomsten
ziekte v Crohn en Colitis Ulcerosa

Slide 35 - Carte mentale

Verschillen
ziekte v Crohn en Colitis Ulcerosa

Slide 36 - Carte mentale