Cette leçon contient 20 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.
La durée de la leçon est: 50 min
Éléments de cette leçon
Talent 5 - Thema 2, les 15
Essentiële woordbetekenissen
Slide 1 - Diapositive
Deze les is een les woordenschat. We oefenen de woorden die op de woordenlijst staan. Deze woorden kwamen voor in het voorbije thema van taal. Binnenkort is het toets 'taaldenken'.
Dit tekstje is ... van deze les.
A
het slot
B
de inleiding
C
het midden
Slide 2 - Quiz
affiche
verband
zuivel
apparatuur
wekken
Poster met reclameboodschap.
Stukje stof dat je op een wond doet of bv. om een zere enkel wikkelt.
melk, of een product dat van melk
gemaakt is.
Apparaten die bij elkaar horen,
groep machines of toestellen.
wakker maken
Slide 3 - Question de remorquage
In welke zin wordt het woord 'verband' juist gebruikt?
A
De jongen hing een VERBAND op de muur met een afbeelding van zijn favoriete sportteam.
B
Ik gebruikte een VERBAND om de doos in te pakken zodat hij stevig dicht bleef.
C
De dokter wikkelde een strak VERBAND rond mijn enkel nadat ik gevallen was.
D
Ze gebruikten een VERBAND om de tekeningen aan de muur te hangen.
Slide 4 - Quiz
In welke zin wordt het woord 'zuivel' juist gebruikt?
A
De kunstenaar maakte prachtige kunstwerken met ZUIVEL in verschillende kleuren.
B
Ik kocht melk en kaas in de supermarkt want we hadden geen ZUIVEL meer in huis.
C
De atleet gebruikte ZUIVEL om zijn schoenen te poetsen na de wedstrijd.
D
Papa gebruikte ZUIVEL om het behangpapier aan de muur te hangen.
Slide 5 - Quiz
In welke zin wordt het woord 'mompelen' juist gebruikt?
A
De kleuter begon te MOMPELEN met zijn kleurpotloden toen hij niet wist wat te tekenen.
B
Ik hoorde hem zachtjes MOMPELEN tijdens het gesprek, maar ik kon niet verstaan wat hij zei.
C
Ze besloot te MOMPELEN over het huiswerk in haar schrift omdat ze het niet wilde doen.
D
De kok begon te MOMPELEN om zijn ingrediënten door elkaar te roeren.
Slide 6 - Quiz
In welke zin wordt het woord 'dialoog' juist gebruikt?
A
De schilder maakte een prachtige DIALOOG van kleuren op het doek.
B
Tijdens het feest probeerde hij een DIALOOG te voeren met de muziek, maar dat lukte niet goed.
C
De tuinier voerde een DIALOOG met zijn bloemen om ze te laten groeien.
D
De leraar moedigt de leerlingen aan om in DIALOOG te gaan over het boek dat ze gelezen hebben.
Slide 7 - Quiz
Hoe zorg jij voor een goede hygiëne?
Slide 8 - Question ouverte
Als ik wil basketten op de speelplaats, dan is het essentieel ...
A
dat je met 10 spelers bent.
B
dat er een bal is.
C
dat er een scheidsrechter is.
D
dat er toeschouwers zijn.
Slide 9 - Quiz
Als ik wil zwemmen, dan is het essentieel ...
A
... dat ik een zwembroek draag.
B
... dat ik een handdoek bij heb.
C
... dat er water is.
D
... dat er een redder is.
Slide 10 - Quiz
Wat betekent 'beoordelen'?
A
naar de gevangenis moeten
B
delen van je oor
C
je oren wassen
D
je mening geven
Slide 11 - Quiz
Als je een fragment van een televisieprogramma ziet, dan zie je ...
A
... het hele televisieprogramma.
B
... enkel de begingeneriek.
C
... enkel de aftiteling.
D
... een klein stuk van het televisieprogramma.
Slide 12 - Quiz
Leg uit wat een slogan is en/of geef een voorbeeld.
Slide 13 - Question ouverte
Tijdens dit thema lazen we een deel uit het verhaal van Siemen die te laat op school kwam en hiervoor een leugentje om bestwil verzon. We stelden dat verhaal voor in een ... (= een voorstelling van informatie met veel beelden en lijnen)
A
infografiek
B
staafdiagram
C
lijngrafiek
D
blokdiagram
Slide 14 - Quiz
Wat heb jij je ouders al wel eens wijsgemaakt?
Slide 15 - Question ouverte
Waar denk je aan bij het woord 'privacy'?
Slide 16 - Carte mentale
Je werkt alleen, per 2 of per 3. Je maakt de opdrachten in deze volgorde:
1) WS taal blz. 73 nr. 2
2) WS taal blz. 75 nr. 4
3) WS taal blz. 76 nr. 6
Klaar? Keuze: kruiswoordraadsel, woordzoeker, taak op Bingel, memory of domino,