8.1 en 8.2

8.1 Geluid maken en horen
Open je boek op bladzijde 169
1 / 23
suivant
Slide 1: Diapositive
Natuurkunde / ScheikundeMiddelbare schoolvmbo b, kLeerjaar 2

Cette leçon contient 23 diapositives, avec diapositives de texte.

Éléments de cette leçon

8.1 Geluid maken en horen
Open je boek op bladzijde 169

Slide 1 - Diapositive

Geluidsbronnen
Een voorwerp dat geluid maakt, noem je een geluidsbron.

Geluid heeft een betekenis als
  • signaal: het waarschuwt je;
  • communicatie: het maakt jou of iemand iets duidelijk;
  • ontspanning: bijvoorbeeld luisteren naar muziek.



Slide 2 - Diapositive

Geluidsbronnen

Slide 3 - Diapositive

Geluidstrillingen

Slide 4 - Diapositive

Geluidstrilling
Een geluidstrilling gaat door de lucht net zoals een golf in het water
.

Geluid is een trilling die zich van een geluidsbron in alle richtingen voortplant
.

Slide 5 - Diapositive

Opdracht 1 t/m 7
timer
10:00

Slide 6 - Diapositive

klankkast

verschillende instrumeten maken geluid op verschillende manieren. 

sommige instrumenten hebben een klankkast. 
Een klankkast is een hol voorwerp dat de trilling van de geluidsbron overneemt en versterkt.

Slide 7 - Diapositive

Opdracht 11 t/m 16

Slide 8 - Diapositive

Tussenstof
De tussenstof is vaak lucht, maar niet altijd. 

De tussenstof kan ook een vaste stof of vloeistof zijn. 

De snelheid van geluid is afhankelijk van de tussenstof.
In de lucht is de geluidsnelheid ongeveer 340 m/s

Slide 9 - Diapositive

Geluidsbron         -         Tussenstof         -         Ontvanger

Slide 10 - Diapositive

Opdrachten maken
Waar? Bladzijde 176
Wat? Opdracht 19 t/m 27

timer
10:00

Slide 11 - Diapositive

8.2 Hoge en lage tonen

Slide 12 - Diapositive

Muziekinstrumenten
Soorten muziekinstrumenten

- snaarinstrumenten
- slaginstrumenten
- blaasinstrumenten

Slide 13 - Diapositive

Tonen op een snaarinstrument
Op een gitaar of ander snaarinstrument kun je verschillende tonen maken, omdat:

  • de snaren ieder een andere dikte hebben. Dikkere snaren zorgen voor de lage tonen en dunnere snaren voor de hoge tonen.
  • je van iedere snaar de lengte kunt veranderen. Je maakt het trillende deel van de snaar dan korter waardoor de toon hoger wordt.
  • je iedere snaar strakker of minder strak kunt spannen. De toon wordt hoger als je de snaar strakker spant.


Slide 14 - Diapositive

Opdrachten maken
Waar? Bladzijde 180
Wat? Opdracht 28 t/m 33

timer
10:00

Slide 15 - Diapositive

blaasinstrumenten
Bij een blaasinstrument trilt de lucht in het instrument.

Slide 16 - Diapositive

blaasinstrumenten
Hoe korter de luchtkolom in een blaasinstrument, hoe hoger de toon klinkt.
Een fluit heeft dus de laagste grondtoon als je alle gaten afsluit
.

lage toon

hoge toon

Slide 17 - Diapositive

Opdrachten maken
Waar? Bladzijde 183
Wat? Opdracht 35 t/m 41

timer
10:00

Slide 18 - Diapositive

Frequentie
 Frequentie:

aantal trillingen per seconde.
Symbool:

 f
Eenheid:

hertz (Hz). 

Slide 19 - Diapositive

Opdrachten maken
Waar? Bladzijde 186
Wat? Opdracht 43 t/m 45

timer
10:00

Slide 20 - Diapositive

Gehoorgrens
De gehoorgrens van mensen ligt tussen de: 
20 Hz en 20.000 Hz.
Ook dieren hebben gehoorgrenzen. Die zijn vaak anders dan de gehoorgrenzen van mensen.

Slide 21 - Diapositive

Frequentie omrekenen

Slide 22 - Diapositive

Opdrachten maken
Waar? Bladzijde 180
Wat? Opdracht 46 t/m 51

timer
10:00

Slide 23 - Diapositive