begrijpend lezen les 10: samen oefenen + herhaling 22'-23'

Nederlands
Begrijpend lezen
Les 10: herhaling signaalwoorden, verbanden en verbidingsmanieren
VWO 2
 P2 2022-203
1 / 26
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

Cette leçon contient 26 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

Nederlands
Begrijpend lezen
Les 10: herhaling signaalwoorden, verbanden en verbidingsmanieren
VWO 2
 P2 2022-203

Slide 1 - Diapositive

In de vorige les heb je geleerd...
...wat er wordt bedoeld met een mening
...wat een argument is.
...wat een tegenargument is.

Slide 2 - Diapositive

Aan het einde van deze les...
...hebben we sommige onderdelen (signaalwoorden, verbanden en 4 verbindingsmanieren) herhaald.
...hebben we met teksten en vragen geoefend ter voorbereiding op de D-toets.

Vooruitblik: volgende keer de oefentoets!

Slide 3 - Diapositive

Welke signaalwoorden
ken je nog?

Slide 4 - Carte mentale

Welke verbanden
ken je nog?

Slide 5 - Carte mentale

WAAR
 NIET
WAAR
Signaalwoorden geven alleen verbanden aan tussen woorden en zinnen.
Een signaalwoord zorgt ervoor dat je een bepaald verband kunt herkennen.
Een signaalwoord is één woord.

Slide 6 - Question de remorquage

Sleep het juiste verband naar het juiste signaalwoord.
om ... te
maar
verder
zo
uitspraak-tegenstelling
uitspraak-opsomming
middel-doel
uitspraak-voorbeeld

Slide 7 - Question de remorquage

Sleep het juiste verband naar het juiste signaalwoord.
daardoor
doordat
want
hetzelfde als
oorzaak-gevolg
uitspraak-vergelijking
uitspraak-reden

Slide 8 - Question de remorquage

Slide 9 - Diapositive

4 manieren om alinea's met elkaar te verbinden:
1. Met een signaalwoord
Het signaalwoord aan de begin van een alinea geeft het verband aan met de vorige alinea.

2. Door herhaling van een woord of woordgroep
Aan het begin van een alinea worden woorden of woordgroepen uit de vorige alinea herhaald.

Slide 10 - Diapositive

4 manieren om alinea's met elkaar te verbinden:
3. Door overgangszinnen met een verwijzing
In een van de eerste zinnen staat een verwijzing naar iets wat eerder is gezegd, in de vorm van een verwijswoord.

4. Door aankondigende zinnen
De zin/de zinnen aan het einde van een alinea vertellen wat je in de volgende alinea kunt verwachten.

Slide 11 - Diapositive

Samen oefenen met een tekst
  • Log in op lessonup les 10.
  • Lees de tekst ophttps://www.nu.nl/opmerkelijk/6245774/koerier-laat-ronkende-bus-vol-pakketjes-achter-op-schiphol-en-pakt-vliegtuig.html.
  • We bespreken de tekst samen.

Slide 12 - Diapositive

Vragen
1a. Op welke manieren zijn alinea 2 en 3 met elkaar verbonden?
1b. Aan welk(e) woord(en) zie je dat?

2a. Welk signaalwoord van het verband uitspraak-reden zie je terug in alinea 3?
2b. Noteer de twee delen van dit verband.

3a. Welk signaalwoord herken je in alinea 5?
3b. Noteer de twee delen van dit verband.

4. Waarom is het belangrijk om signaalwoorden te gebruiken in een tekst? Leg uit.

5. Is deze tekst subjectief of objectief? Leg uit.
6. "De koerier deed volgens de marechaussee ook niets strafbaars." Vind jij dat terecht? Bedenk een argument bij dit standpunt.



Slide 13 - Diapositive

Aan de slag!
Maak de vragen op de volgende slides
slide 16 t/m 26.

Slide 14 - Diapositive

Maak een zin met een signaalwoord.

Slide 15 - Question ouverte


Wat is geen functie van signaalwoorden
in een tekst?
A
Signaalwoorden helpen de lezer.
B
Signaalwoorden geven de kern van de tekst weer.
C
Signaalwoorden zorgen voor samenhang.
D
Signaalwoorden geven structuur aan een tekst.

Slide 16 - Quiz

Wat is GEEN signaalwoord?
A
die
B
dus
C
maar
D
bovendien

Slide 17 - Quiz

Signaalwoord: waarmee

Tekstverband
A
uitspraak-vergelijking
B
middel-doel
C
uitspraak-reden
D
uitspraak-opsomming

Slide 18 - Quiz

Signaalwoord: omdat

Tekstverband
A
uitspraak-vergelijking
B
middel-doel
C
uitspraak-reden
D
uitspraak-opsomming

Slide 19 - Quiz

Signaalwoord: maar

Tekstverband
A
uitspraak-vergelijking
B
middel-doel
C
uitspraak-tegenstelling
D
uitspraak-opsomming

Slide 20 - Quiz

Signaalwoord: echter

Tekstverband
A
uitspraak-vergelijking
B
middel-doel
C
uitspraak-tegenstelling
D
uitspraak-opsomming

Slide 21 - Quiz

Signaalwoord: daarom

Tekstverband
A
uitspraak-reden
B
middel-doel
C
uitspraak-tegenstelling
D
uitspraak-opsomming

Slide 22 - Quiz

Signaalwoord: om

Tekstverband
A
uitspraak-vergelijking
B
middel-doel
C
uitspraak-reden
D
uitspraak-voorbeeld

Slide 23 - Quiz

Signaalwoord: zoals

Tekstverband
A
uitspraak-vergelijking
B
doel-middel
C
uitspraak-reden
D
uitspraak-voorbeeld

Slide 24 - Quiz

Bij welk tekstverband hoort het signaalwoord
'namelijk'?
A
uitspraak-conclusie
B
uitspraak-voorbeeld
C
uitspraak-reden
D
middel-doel

Slide 25 - Quiz

Doelen behaald?
Einde les

Slide 26 - Diapositive