begrijpend lezen les 9: samen oefenen + herhaling

• Nederlands
• Middelbare school
• vwo
• Leerjaar 2

Nederlands
Begrijpend lezen
Les 9:
VWO 2
 P2 2020-2021

In de vorige les heb je geleerd...

...wat er wordt bedoeld met een mening

...wat een argument is.

...wat een tegenargument is.

Aan het einde van deze les...

...hebben we sommige onderdelen herhaald.

...hebben we samen een tekstje geoefend.

Welke signaalwoorden
ken je nog?

Welke verbanden
ken je nog?

WAAR

 NIET

WAAR

Signaalwoorden geven alleen verbanden aan tussen woorden en zinnen.

Een signaalwoord zorgt ervoor dat je een bepaald verband kunt herkennen.

Een signaalwoord is één woord.

Sleep het juiste verband naar het juiste signaalwoord.

om ... te

maar

verder

zo

tegenstellend verband

opsommend verband

middel-doel verband

voorbeeldgevend verband

Sleep het juiste verband naar het juiste signaalwoord.

daardoor

doordat

want

hetzelfde als

oorzaak-gevolg verband

vergelijkend verband

redengevend verband

4 manieren om alinea's met elkaar te verbinden: 

(zie de PowerPoint 'Alineaverbanden' in de Jaarbijlagen)

1. Met een signaalwoord

Het signaalwoord aan de begin van een alinea geeft het verband aan met de vorige alinea.

2. Door herhaling van een woord of woordgroep

Aan het begin van een alinea worden woorden of woordgroepen uit de vorige alinea herhaald.

4 manieren om alinea's met elkaar te verbinden:

3. Door overgangszinnen met een verwijzing

In een van de eerste zinnen staat een verwijzing naar iets wat eerder is gezegd in de vorm van een verwijswoord.

4. Door aankondigende zinnen

De zin/de zinnen aan het einde van een alinea vertellen wat je in de volgende alinea kunt verwachten.

Samen oefenen met een tekst

• Log in op lessonup les 9.
  

• Lees de tekst op https://www.nu.nl/economie/6100053/schiphol-zag-zeven-op-de-tien-reizigers-verdwijnen-in-2020.html (of op de volgende slides)

Vragen

1. Waar verwijst 'Dat' (r. 1 ) naar?

2a. Welk signaalwoord voor het opsommend verband zie je in alinea 1?

2b. Noteer de delen van het verband.

3a. Op welke manier zijn alinea 2 en 3 met elkaar verbonden?

3b. Aan welk(e) woord(en) zie je dat?

Vragen

4a. Op welke manier zijn alinea 3 en 4 met elkaar verbonden?
4b. Aan welk(e) woord(en) zie je dat?

5. Welk verband hoort bij het signaalwoord 'doordat' (alinea 5)?

6. Wat is het tekstdoel?

7. Wat is de tekstsoort?

Aan de slag!

Maak de vragen op de volgende slides

slide 16 t/m 26

Maak een zin met een signaalwoord.

Wat is GEEN signaalwoord?

1. die
2. dus
3. maar
4. bovendien

Signaalwoord: waarmee

Tekstverband

1. vergelijkend verband
2. middel-doel verband
3. redengevend verband
4. opsommend verband

Signaalwoord: omdat

Tekstverband

1. vergelijkend verband
2. middel-doel verband
3. redengevend verband
4. opsommend verband

Signaalwoord: maar

Tekstverband

1. vergelijkend verband
2. middel-doel verband
3. tegenstellend verband
4. opsommend verband

Signaalwoord: echter

Tekstverband

1. vergelijkend verband
2. middel-doel verband
3. tegenstellend verband
4. opsommend verband

Signaalwoord: daarom

Tekstverband

1. redengevend verband
2. middel-doel verband
3. tegenstellend verband
4. opsommend verband

Signaalwoord: om....te

Tekstverband

1. vergelijkend verband
2. middel-doel verband
3. redengevend verband
4. voorbeeldgevend verband

Signaalwoord: zoals

Tekstverband

1. vergelijkend verband
2. middel-doel verband
3. redengevend verband
4. voorbeeldgevend verband

Bij welk tekstverband hoort het signaalwoord
'namelijk'?

1. concluderend verband
2. voorbeeldgevend verband
3. redengevend verband
4. middel-doel verband