Tik tak tijd (maanden, seizoenen)

Seizoenen
1 / 22
suivant
Slide 1: Diapositive
RekenenBasisschoolGroep 4,5

Cette leçon contient 22 diapositives, avec quiz interactifs, diapositive de texte et 1 vidéo.

Éléments de cette leçon

Seizoenen

Slide 1 - Diapositive

Slide 2 - Vidéo

Welke datum is het vandaag?

Slide 3 - Question ouverte


Hoeveel dagen zitten er in 1 week?
A
5
B
6
C
7
D
8

Slide 4 - Quiz

Zet de dagen van de week in de juiste volgorde. 
maandag 
dinsdag 
woensdag  
donderdag  
vrijdag
zaterdag
zondag

Slide 5 - Question de remorquage

Hoeveel weken heeft een jaar?
A
52 weken
B
365 weken
C
12 weken
D
4 weken

Slide 6 - Quiz

Een jaar heeft .... maanden.

Slide 7 - Question ouverte

Zet de maanden in de goede volgorde
maand 1
maand 2
maand 3
maand 4
maand 5
maand 6
maand 7
maand 8
maand 9
maand 10
maand 11
maand 12

maart

december

januari

oktober

februari

juni

mei

september

november

april

augustus

juli

Slide 8 - Question de remorquage

Welke maand komt voor november?

Slide 9 - Question ouverte

Wat is de 3de maand van het jaar?
A
januari
B
augustus
C
maart
D
april

Slide 10 - Quiz

Klopt het dat een maand altijd 30 of 31 dagen heeft?
Ja, dat klopt
Nee, dat klopt niet

Slide 11 - Sondage

Frank is jarig op 12-2
Welke maand word hiermee bedoeld?
A
januari
B
februari
C
april
D
maart

Slide 12 - Quiz

lente
zomer
herfst
winter

Slide 13 - Question de remorquage

In welk seizoen zijn we nu?
A
winter
B
lente
C
zomer
D
herfst

Slide 14 - Quiz

Wanneer begint de winter?
A
10 december
B
22 november
C
6 november
D
21 december

Slide 15 - Quiz

Wanneer begint de zomer?
A
21 juni
B
21 juli
C
6 juli
D
6 juni

Slide 16 - Quiz

Wanneer begint de lente?
A
20 maart
B
12 maart
C
6 maart
D
21 maart

Slide 17 - Quiz

Wanneer begint de herfst?
A
12 september
B
23 september
C
19 september
D
21 september

Slide 18 - Quiz

Ik doe een korte broek en een t-shirt aan. Het is super warm!
A
lente
B
zomer
C
herfst
D
winter

Slide 19 - Quiz

We vinden veel paddenstoelen in het bos.
A
lente
B
zomer
C
herfst
D
winter

Slide 20 - Quiz

De maand april is in de ....
A
lente
B
zomer
C
herfst
D
winter

Slide 21 - Quiz

De maand november is in de ....
A
lente
B
zomer
C
herfst
D
winter

Slide 22 - Quiz