Les 15-19 juni BS 5
1 / 32
Éléments de cette leçon
Slide 1 - Diapositive
Slide 2 - Diapositive
Slide 3 - Diapositive
Ik kan uitleggen hoe turgor werkt
A
Geheel behaald
B
Gedeeltelijk behaald
C
Niet behaald
Slide 4 - Quiz
Slide 5 - Diapositive
Men legt enkele cellen uit een normale aardappel in gedestilleerd water.
Wat gebeurt er met de osmotische waarde van de cellen? En met de turgor?
Wat gebeurt er met de osmotische waarde van de cellen? En met de turgor?
A
De osmotische waarde en turgor veranderen niet.
B
De osmotische waarde neemt af en de turgor neemt toe
C
De osmotische waarde en turgor nemen af.
D
De osmotische waarde en turgor nemen toe.
Slide 6 - Quiz
Slide 7 - Diapositive
Wat kan je zeggen over de oplossing waarin deze cel zit?
(tip: Hypo-, Hyper- & Isotoon)
(tip: Hypo-, Hyper- & Isotoon)
Slide 8 - Question ouverte
1. Waar is de concentratie zouten het hoogst?
2. Hoe heet de oplossing?
2. Hoe heet de oplossing?
A
1. In de cel
2. Hypotone oplossing
B
1. In de cel
2. Hypertone oplossing
C
1. Buiten de cel
2. Hypotone oplossing
D
1. Buiten de cel
2. Hypotone oplossing
Slide 9 - Quiz
Slide 10 - Diapositive
Slide 11 - Diapositive
Zijn er vragen over de gemaakte opdrachten of stof?
Slide 12 - Question ouverte
Slide 13 - Diapositive
Wat is het verschil tussen passief en actief transport?
Slide 14 - Question ouverte
Slide 15 - Diapositive
Slide 16 - Diapositive
Slide 17 - Diapositive
Slide 18 - Diapositive
Slide 19 - Vidéo
Slide 20 - Diapositive
Passief transport is transport .......
A
met het concentratieverval mee
B
tegen het concentratieverval in
Slide 21 - Quiz
De roze moleculen bewegen naar links door:
A
diffusie, actief transport
B
diffusie, passief transport
C
osmose, actief transport
D
osmose, passief transport
Slide 22 - Quiz
Stoffen kunnen op verschillende manieren celmembranen passeren.
Geef bij elke bewering aan over welk mechanisme het gaat.
a De moleculen passeren de membraan ongehinderd tot het moment dat er geen concentratieverschil meer is tussen beide zijden van de membraan.
b Transporteiwitten pompen een stof tegen het concentratieverval in de cel in (of uit).
c Proces dat transport van water door een half-doorlatende membraan mogelijk maakt.
Geef bij elke bewering aan over welk mechanisme het gaat.
a De moleculen passeren de membraan ongehinderd tot het moment dat er geen concentratieverschil meer is tussen beide zijden van de membraan.
b Transporteiwitten pompen een stof tegen het concentratieverval in de cel in (of uit).
c Proces dat transport van water door een half-doorlatende membraan mogelijk maakt.
Slide 23 - Question ouverte
Waar
Niet waar
Transport door blaasjes kunnen zowel van binnen de cel naar buiten de cel
worden gebracht en andersom
worden gebracht en andersom
transporteiwitten kunnen alleen voor actief transport gebruikt worden
osmose vindt plaats als sommige moleculen de semipermeabele wand wel kunnen passeren en andere niet, hierdoor onstaat er een waterverschil
Passief transport vindt plaats door diffusie, osmose en transporteiwitten
Diffusie vindt alleen plaats door een semipermeabele wand
Slide 24 - Question de remorquage
Slide 25 - Diapositive
Slide 26 - Vidéo
Slide 27 - Diapositive
Slide 28 - Diapositive
Slide 29 - Diapositive
Zijn er vragen?
Stel ze via de microfoon, of anoniem via hier)
Stel ze via de microfoon, of anoniem via hier)
Slide 30 - Question ouverte
Slide 31 - Vidéo
Wat vind je van de lengte van de lessen?
A
Te kort
B
Wel goed
C
Te lang
D
Anders.. (licht toe)
