H5 Spelling 2.0 - bijvoeglijk naamwoord

• Nederlands
• Middelbare school
• vwo
• Leerjaar 1

Huiswerk controleren
Fleur, Esmee en Pim

H5 Spelling 

De mooie auto was op een zonnige dag gestolen. Ik vroeg me af waarom dat leuke autootje door een vervelende dief gestolen was. Zou het komen doordat het zo'n enge parkeerplaats is? Ik zag daar wel een grote man lopen in een bruine jas met een suède koffertje. Hij had ook een klein kind bij zich met een roze rugzakje.

Wat weet je nog van bijvoeglijke naamwoorden?

Bijvoeglijk naamwoord 

1.  Zet een -e achter het woord
hard--> harde, moeilijk --> moeilijke, etc. 
2. Verdubbel de laatste letter en zet er een -e achter 
los --> losse, stom --> stomme, etc. 
3. Haal een klinker weg en zet een -e achter het woord
Duur --> dure, Chinees --> Chinese, etc. 
4. Verander een -f in een -v of een -s in een -z en zet er een -e achter. 
Actief --> Actieve, half --> halve, etc. 
Voorkomt uitspraakproblemen

• 
  

Wie kan de spelling van stoffelijke bijvoeglijke naamwoorden uitleggen? 

Stoffelijk bijvoeglijk naamwoord

• Zegt iets over het materiaal waarvan het gemaakt is.
  
• Deze woorden eindigen bijna altijd op -en. 

de houten deur (de deur is van hout gemaakt)

de ijzeren lepel (lepel van ijzer)

de katoenen jurk (jurk van katoen)

Maar 

Sommige stoffelijk bijvoeglijke naamwoorden krijgen geen -en. Het zijn vooral woorden die uit een andere taal zijn overgenomen en woorden voor relatief nieuwe stoffen:

een acryl kledingstuk

een aluminium velg

een fleece vest

de … (zijde) das

Regel

Is het een materiaal waarmee het gemaakt is ? Dan met -EN

1. zijden
2. zijde
3. zijdene

de … (geel) vlag

de … (zilver) armband

Regel

Is het een materiaal waarmee het gemaakt is ? Dan met -EN

1. zilver
2. zilveren
3. zilvere

Wat weet je nog van
het werkwoordelijk gezegde?

Werkwoordelijke gezegde

•  Alleen de persoonsvorm of persoonsvorm + rest

Welke resten zijn er? 

• {Werkwoordelijke rest}: infinitief, voltooid deelwoord, andere werkwoorden.
• [Gemengde rest}: te + infinitief of aan het + infinitief
• [Niet-wwRest]:  afgesplitst deel van een scheidbaar samengesteld werkwoord, wederkerend voornaamwoord en werkwoordelijke uitdrukking. 

1. Ik maakte de spaghetti klaar. 

2. Deze keer vergis ik me niet. 

3.  Tijdens de vergadering las de voorzitter de notulen van de vorige vergadering voor. 

4.  Bij de opening van de schouwburg hebben ze alle bezoekers een drankje aangeboden.

5. Hij heeft een hekel aan de lessen Nederlands. 

6. Ben je je daarover aan het ergeren? 

7. Bij de wedstrijd trok Max aan het kortste eind. 

8. Tijdens de storm viel de boom plotseling om. 

Huiswerk

H5 Spelling opdracht 4 en 5 blz. 155 

Klaar?

Leren voor het proefwerk