Les 22-03

Cours du 22-03
1 / 19
suivant
Slide 1: Diapositive
FransMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

Cette leçon contient 19 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 1 vidéo.

Éléments de cette leçon

Cours du 22-03

Slide 1 - Diapositive

Programme
- répéter                                                 (15 min)
   - 'bez. nw'
   - 'bijv. nw'    
- Les devoirs: questions?                  
- Bron B: Lire                                        (14 min)
- Les devoirs                                         ( 1 min)
                       


Slide 2 - Diapositive

Lesdoelen
Na de les kun je aan iemand anders uitleggen hoe het bez. vnw werkt. 

Na de les kun je het veranderende bijv. vnw aanpassen aan het zelfs. nw.

Na de les weet je wat voor vakantieganger jij bent ;) 

Slide 3 - Diapositive

Het bezittelijk naamwoord
Beschrijf eens in 2 beknopte zinnen wat het betrekkelijk voornaamwoord is en schrijf op in je schrift. 

timer
2:00

Slide 4 - Diapositive

Kortom
Een bezittelijk voornaamwoord geeft een bezit van iemand aan: mijn fiets, jouw huis, haar schoenen. 

De vorm hangt af van de vorm van het zelfstandige naamwoord: mannelijk, vrouwelijk, enkelvoud, meervoud.

Let op bij son en sa. Beide betekenen zijn, ondanks dat 'sa' de vrouwelijke vorm is. 
Paul a un copain > c'est son copain: het is ZIJN vriend.
Laura a un copain > c'est son copain: het is HAAR vriend.

Slide 5 - Diapositive

Slide 6 - Vidéo

De vormen
Let op de volgende dingen:
- Wanneer een woord met a,       e, i, o, u, y begint >       
   mannelijke vorm
- Met 'son' en 'sa' > beide 
   'zijn', ondanks vrouwelijke     vorm.

Slide 7 - Diapositive

Het bijvoeglijk naamwoord

Slide 8 - Diapositive

Wat is een bijvoeglijk naamwoord?

Slide 9 - Question ouverte

Bijvoeglijk naamwoord
  • Een bijvoeglijk naamwoord zegt iets over een zelfstandig naamwoord.
  • Het geeft een eigenschap of kenmerk van het zelfstandig naamwoord aan. groot, klein, slim, etc.
  • Bijvoeglijke naamwoorden staan in het Frans vaak achter een zelfstandig naamwoord.

La famille est grande.
La femme est gentille.



Slide 10 - Diapositive

We lazen net dat het bijvoeglijk naamwoord zich aanpast, aan het zelfstandig naamwoord waar het bij hoort. 
Dat levert de volgende combinaties op:

La fille est jolie
Les filles sont jolies
Le garçon est joli
Les garçons sont jolis

Slide 11 - Diapositive

Ook goed om te weten:

Wanneer een bijv. nw eindigt op een -e, dan krijgt het geen extra -e bij de vrouwelijke vorm.
> le garçon timide. -> la fille timide.
   Dus niet: la fille timidee

Wanneer een bijv. nw eindigt op een -s, dan krijgt het geen extra -s in het meervoud. 
> l'éléphant gris. -> les éléphants gris
   Dus niet: les éléphants griss

Slide 12 - Diapositive

Bas a les cheveux blond/blonds/blondes

Kies het juiste antwoord:

Slide 13 - Question ouverte

Sa mère est français/française/françaises

Kies het juiste antwoord:

Slide 14 - Question ouverte

Le bâtiment est gris > Les bâtiments sont gris/griss

Kies het juiste antwoord:

Slide 15 - Question ouverte

Les devoirs
Il y a des questions?

Slide 16 - Diapositive

B, lire
TEST: Quel vacancier es-tu?

Laten we even samen naar de tekst kijken. 

Slide 17 - Diapositive

Maintenant c'est à vous:
Faire: ex. 10a, b, c + ex.11a, b, c + ex. 12a.
Klaar? Voca B 'Slim Stampen'.




Huiswerk: ex.10a, b, c + ex.11a, b, c + ex. 12a en leren voca B 
timer
15:00

Slide 18 - Diapositive

Les devoirs
Maken voor de volgende les:
- leren voca B
- maken ex. 10abc, 11abc en 
  12a

Slide 19 - Diapositive