Woordsoorten - les 1

Welkom allemaal! 
Telefoon in bakje of in je la 
Uitleg
Samen oefenen
Zelfstandig werken 
1 / 22
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsPraktijkonderwijsLeerjaar 4

Cette leçon contient 22 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

Éléments de cette leçon

Welkom allemaal! 
Telefoon in bakje of in je la 
Uitleg
Samen oefenen
Zelfstandig werken 

Slide 1 - Diapositive

Woordsoorten 

Slide 2 - Diapositive

Leerdoelen
  1. Ik kan werkwoorden herkennen en benoemen.
  2. Ik kan bijvoeglijk naamwoorden herkennen en benoemen.

Slide 3 - Diapositive

Wat zijn de lidwoorden?

Slide 4 - Diapositive

Zelfstandige naamwoorden
Woorden waar je een lidwoord voor kunt zetten, noem je zelfstandige naamwoorden (znw).

Namen zijn ook zelfstandige naamwoorden. Suzanne en Zwolle zijn dus zelfstandige naamwoorden.

Slide 5 - Diapositive

Benoem de woordsoort:
De leerling zit op een stoel.

Leerling is
A
een zelfstandig nw
B
werkwoord
C
een bijvoeglijk naamwoord
D
lidwoord

Slide 6 - Quiz

Wat is het werkwoord in deze zin:
Ik zag twee vliegen vliegen.
A
Ik
B
zag
C
eerste vliegen
D
tweede vliegen

Slide 7 - Quiz

Slide 8 - Diapositive

Nu jullie!
- Maak opdracht 1 & 2 (lidwoorden en znw)
- Ruil je opdracht met je buurman/buurvrouw en kijk het voor elkaar na.
- Klassikaal bespreken we de moeilijke woorden
- Daarna gaan we verder met bijvoeglijk naamwoord
timer
7:00

Slide 9 - Diapositive

Het bijvoeglijk naamwoord

Slide 10 - Diapositive

wat zijn bijvoeglijke naamwoorden?
A
de, het , een
B
slimme, mooie, rode
C
fiets, boek, volleybal
D
lopen, werken, denken

Slide 11 - Quiz

Bijvoeglijk naamwoord:

De aardige dokter hielp mij.
A
De
B
aardige
C
mij
D
dokter

Slide 12 - Quiz

Bijvoeglijk naamwoord:

De lelijke kat is buiten
A
De
B
buiten
C
Lelijke
D
kat

Slide 13 - Quiz

Bijvoeglijk naamwoord:

De gele boeken zijn kapot
A
De
B
kapot
C
gele
D
boeken

Slide 14 - Quiz

Wat is waar over een bijvoeglijk naamwoord?
A
Het staat altijd voor een lidwoord.
B
Het vertelt wat iets of iemand doet.
C
Het vertelt iets over een zelfstandig naamwoord.
D
Het vertelt iets over een werkwoord.

Slide 15 - Quiz

Nu jullie weer
Maak opdracht 3 helemaal. 
Dit bestaat uit 3 blaadjes

Als je klaar bent mag je zelfstandig verder met de werkwoorden
timer
7:00

Slide 16 - Diapositive

Wat is het verschil tussen een 
sterk werkwoord en een zwak werkwoord 

Slide 17 - Diapositive

Slide 18 - Diapositive

Slide 19 - Diapositive

Zwak werkwoord: 'T eX-KoFSCHiP
Werkwoord: werken
Stam is werk

De laatste letter is een K. Die zit in het 't ex-kofschip

Dus: ik werk-te

Slide 20 - Diapositive

Voorbeeld
'T KoFSCHiP 
fietste of fietsde?
Hele werkwoord--> fietsen
Zit de s in 't ex kofschip? --> ja
--> ik-vorm + TE(N) 


Slide 21 - Diapositive

'T KoFSCHiP 
reiste of reisde?
Hele werkwoord --> reizen
Zit de z in 't ex kofschip? --> NEE!
--> ik-vorm + DE(N) --> REISDE(N)

Slide 22 - Diapositive