Woordenschat les 1: Leerstof klas 1 en klas 2 deel 1

Woordenschat les 1: Leerstof klas 1 en klas 2 deel 1
Welkom H3B. Volg het stappenplan, dan maken we er een goede les van.
Stap 1: Telefoons in de telefoontas.
Stap 2: Pak je leesboek, boek, schrift en laptop.
Stap 3: Log in bij LessonUp met je eigen naam
De code staat op het whiteboard
1 / 16
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

Cette leçon contient 16 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 50 min

Éléments de cette leçon

Woordenschat les 1: Leerstof klas 1 en klas 2 deel 1
Welkom H3B. Volg het stappenplan, dan maken we er een goede les van.
Stap 1: Telefoons in de telefoontas.
Stap 2: Pak je leesboek, boek, schrift en laptop.
Stap 3: Log in bij LessonUp met je eigen naam
De code staat op het whiteboard

Slide 1 - Diapositive

Wat ga je doen?
Leerdoelen: Je kent het verschil tussen beeldspraak en stijlfiguur. Je kunt de volgende dingen herkennen in een zin: vergelijking, metafoor, personificatie, herhaling, tegenstelling, opsomming.
Wat gaan we doen om deze doelen te halen?
  • Lezen
  • Metafoor, vergelijking, personificatie + oefenen
  • Herhaling, tegenstelling, opsomming + oefenen
  • Huiswerk: H1 opdracht 1 t/m 6. blz. 24 +25 enzovoort.

Slide 2 - Diapositive

Lezen in je leesboek
Let op: 21/22 maart is de deadline van je tweede leesboek. Dan moet je de opdracht inleveren, de recensie.
timer
10:00

Slide 3 - Diapositive

Uitleg: Wat is beeldspraak? & De vergelijking
Beeldspraak: figuurlijk taalgebruik.
Soorten beeldspraak: Vergelijking, metafoor en personificatie
- Vergelijking: Je zet twee dingen naast elkaar die op elkaar lijken: het object en het beeld.
Object: Een beeld uit de werkelijkheid.
Beeld: Het beeld is waar het object op lijkt.
Voorbeelden: Hij(object) is als een vogel zo vrij(beeld), zijn hoofd(object) lijkt wel een varkenskop(beeld), wat een boom(beeld) van een vent(object) is hij.

Slide 4 - Diapositive

Metafoor
Metafoor: Bij een metafoor vallen het object en het beeld samen. Je vervangt dan het object helemaal door het beeld.
Voorbeeld: de rots is zo groot als een olifant --> Zullen we de olifant eens beklimmen?
Metaforen komen vaak voor in de vorm van een spreekwoord.
Voorbeelden:
* Janneke is het vijfde wiel aan de wagen.
* Erik gaat diep door het stof.

Slide 5 - Diapositive

Personificatie
Personificatie: Een ding, plant, dier of abstract begrip (verliefdheid, toekomst, verdriet) krijgt ineens menselijke eigenschappen. Het ding gaat iets doen.
Voorbeeld:
• De zon doet zijn best om tevoorschijn te komen. (De zon kan dit niet letterlijk doen)
• Het fietslampje heeft zijn best gedaan, maar hij is nu echt kapot. (Een fietslampje kan zijn best niet doen)

Slide 6 - Diapositive

Benoem het soort beeldspraak: Metafoor, vergelijking, personificatie?
'Bram is als een wandelende encyclopedie.'

Slide 7 - Question ouverte

Vul de juiste beeldspraak in: Vergelijking, metafoor, personificatie: De politiecommissaris, die betrapt was met drank op achter het stuur, trok het boetekleed aan.

Slide 8 - Question ouverte

Vul de juiste beeldspraak in: vergelijking, metafoor of personificatie: Kleine potjes hebben grote oren..

Slide 9 - Question ouverte

Wat zijn stijlfiguren?
Een tekst kun je aantrekkelijk maken met: beeldspraak, uitdrukkingen en stijlfiguren.
Stijlfiguren: een manier om bepaalde begrippen te benadrukken.
Soorten stijlfiguren:
- Herhaling
- Tegenstelling
- Opsomming

Slide 10 - Diapositive

Soorten stijlfiguren
Herhaling: Een woord wordt in een stukje herhaald. Het komt er meteen achteraan. Voorbeeld: Plus geeft meer, veel meer.
Tegenstelling: Voorbeeld: Vierkant in de fles, rond op de tong (van een jeneverreclame)
Gewone opsomming/enumeratie: dingen worden achter elkaar genoemd. Voorbeeld: Zing, vecht, huil, bid, lach, werk en bewonder.

Slide 11 - Diapositive

Soorten opsomming
Drieslag: een opsomming van drie woorden, zinnen of zinsdelen. Voorbeeld: Bloed, zweet en tranen.
Climax: een steeds sterker wordende reeks. Voorbeeld: je hebt goed, je hebt beter en je hebt het beste.
Omgekeerde climax: een steeds zwakkere reeks. Voorbeeld: Vorige week zag ik een fantastische, nou ja, mooie, ach, best wel goede film.
Let op: Herhaling gaat vóór de drieslag. Als iets herhaald wordt, heeft dat voorrang!

Slide 12 - Diapositive

Benoem het juiste stijlfiguur: herhaling, opsomming, drieslag, tegenstelling, climax, omgekeerde climax: In een verloren uurtje spelen we graag een potje boter-kaas-en-eieren.

Slide 13 - Question ouverte

Benoem het juiste stijlfiguur: herhaling, opsomming, drieslag, tegenstelling, climax, omgekeerde climax: In de pauze zegt Tim altijd: ‘En dan is er koffie... Douwe Egberts koffie, lekkere koffie.’

Slide 14 - Question ouverte

Benoem het juiste stijlfiguur: herhaling, opsomming, drieslag, tegenstelling, climax, omgekeerde climax: Na het brons verwierf hij zilver en nu heeft hij goud gewonnen.

Slide 15 - Question ouverte

Huiswerk donderdag
Maken: opdracht 1 t/m 6 vanaf blz. 24 en 25.
Leren: Woordenlijst H1 helemaal + aantekeningen LessonUp
Zie Som, vakken, woordenschat

Slide 16 - Diapositive