Qu'est-ce que LessonUp
Rechercher
Canaux
Connectez-vous
S'inscrire
‹
Revenir à la recherche
herhaling van voegwoorden quizvragen
herhaling van voegwoorden quizvragen
1 / 33
suivant
Slide 1:
Diapositive
Cette leçon contient
33 diapositives
, avec
quiz interactifs
et
diapositive de texte
.
Commencer la leçon
Partager
Imprimer la leçon
Éléments de cette leçon
herhaling van voegwoorden quizvragen
Slide 1 - Diapositive
Welke zin is NIET goed?
A
Ik hou van jou, want je bent lief.
B
Ik hou van mijn broer omdat hij is lief.
C
Ik lees de krant of ik lees een boek.
Slide 2 - Quiz
Wat is goed?
Ik ga naar het feest...
A
...maar ik moet om 21:00 uur naar huis.
B
...maar moet ik om 21:00 uur naar huis.
C
...dus ik moet om 21:00 uur naar huis.
Slide 3 - Quiz
Wat is goed?
Morgen is het feest...
A
...omdat mijn oma jarig is.
B
...omdat mijn oma is jarig.
Slide 4 - Quiz
Wat is goed?
Ik loop naar school...
A
...want is kwijt mijn fiets.
B
...want mijn fiets is kwijt.
Slide 5 - Quiz
Wat is goed?
Ik eet morgen pasta...
A
...of morgen ik eet pizza.
B
...of ik eet morgen pizza.
C
...als ik morgen pizza eet.
Slide 6 - Quiz
Wat is een GEEN goed voegwoord?
Ik ga morgen met de fiets.....ik ga morgen met de bus.
A
of
B
en
C
omdat
Slide 7 - Quiz
Wat is het beste voegwoord?
Hij heeft geen goed cijfer.....hij heeft niet goed geleerd.
A
want
B
en
Slide 8 - Quiz
De volgorde in de tweede zin verandert niet.
In de tweede zin verandert de woordvolgorde
en
maar
omdat
als
of
dus
want
Slide 9 - Question de remorquage
Wat is goed?
In Nederland leren kinderen fietsen...
A
...als ze zijn vijf of zes jaar.
B
...als ze vijf of zes jaar zijn.
Slide 10 - Quiz
Wat is goed?
Ik heb het koud...
A
...dus ik trek mijn jas aan.
B
...dus ik mijn jas aantrekken.
Slide 11 - Quiz
Wat is goed?
....ik ziek ben, blijf ik thuis.
A
Als
B
Of
C
Maar
D
Dus
Slide 12 - Quiz
Wat is goed?
Ik loop naar school, omdat.....
A
mijn fiets stuk is.
B
mijn fiets is stuk.
C
stuk is mijn fiets.
Slide 13 - Quiz
Wat is goed?
Ik huil......ik verdrietig ben.
A
want
B
omdat
C
dus
Slide 14 - Quiz
Wat is goed?
Ik ben te laat....ik moet morgen om 8 uur op school zijn.
A
want
B
maar
C
dus
Slide 15 - Quiz
Er is geen les, .....
A
omdat de docent ziek is.
B
omdat de docent is ziek.
Slide 16 - Quiz
Hafid stopt met voetballen, ....
A
omdat hij vindt het niet meer leuk.
B
omdat hij het niet meer leuk vindt.
Slide 17 - Quiz
Ali blijft vandaag thuis, ....
A
omdat hij erge hoofdpijn heeft.
B
omdat hij heeft erge hoofdpijn.
Slide 18 - Quiz
Sandra geeft een feestje, .....
A
omdat ze is jarig.
B
omdat ze jarig is.
Slide 19 - Quiz
Ahmed belt zijn vriend op, ....
A
omdat hij wil naar het zwembad.
B
omdat hij naar het zwembad wil.
Slide 20 - Quiz
De boot naar Texel vaart niet....
A
omdat het mist erg.
B
omdat het erg mist.
Slide 21 - Quiz
De auto's botsen....
A
omdat de bestuurders niet goed keken.
B
omdat de bestuurders keken niet goed.
Slide 22 - Quiz
Er ligt ijs op de vijver.....
A
omdat het hard vriest.
B
omdat het vriest hard.
Slide 23 - Quiz
We kunnen schaatsen....
A
omdat het heeft hard gevroren.
B
omdat het hard heeft gevroren.
Slide 24 - Quiz
Wat is juist?
A
Als het koud is, zet ik een muts op.
B
Als is koud, ik zet een muts op.
C
Als het koud is, ik zet een muts op.
Slide 25 - Quiz
Wat is goed?
A
Als ik ben moe, ik ga naar bed.
B
Ik ben moe als ik naar bed ga.
C
Als ik moe ben, ga ik naar bed.
Slide 26 - Quiz
Wat is goed?
A
Als ik een toets heb, leer ik voor de toets.
B
Als ik heb een toets, ik leer voor de toets.
C
Als ik een toets heb, ik leer voor de toets.
Slide 27 - Quiz
Wat is goed?
Ik heb het koud...
A
...dus ik trek mijn jas aan.
B
...dus ik mijn jas aantrekken.
Slide 28 - Quiz
Wat is een fout voegwoord?
Ik wil leren.....lezen.
A
en
B
of
C
dus
Slide 29 - Quiz
Wat is goed?
Ik loop naar school, omdat.....
A
mijn fiets stuk is.
B
mijn fiets is stuk.
C
stuk is mijn fiets.
Slide 30 - Quiz
Wat is goed?
Ik heb hoofdpijn......ik blijf op school.
A
want
B
maar
C
omdat
Slide 31 - Quiz
Wat is goed?
Ik ben te laat....ik moet morgen om 8 uur op school zijn.
A
want
B
maar
C
dus
Slide 32 - Quiz
Wat is goed?
Ik ben te laat......mijn bus heeft vertraging.
A
want
B
dus
C
omdat
Slide 33 - Quiz
Plus de leçons comme celle-ci
Groep 5-6 | taal | voegwoorden
Août 2024
- Leçon avec
47 diapositives
par
NTC DEF@ctO nl L.P
Nederlands
Taal
+2
Basisschool
Groep 5,6
NTC DEF@ctO nl E.E
Voegwoorden - makkelijk en moeilijk.
Octobre 2024
- Leçon avec
26 diapositives
NT2
Praktijkonderwijs
Leerjaar 4
samengestelde zinnen
Juin 2023
- Leçon avec
26 diapositives
NT2
Middelbare school
vmbo b
Leerjaar 1
Voegwoorden - makkelijk en moeilijk.
Avril 2024
- Leçon avec
31 diapositives
NT2
Praktijkonderwijs
Leerjaar 4
voegwoorden/samengestelde zinnen
Juin 2023
- Leçon avec
30 diapositives
NT2
Middelbare school
vmbo b
Leerjaar 1
Woordvolgorde oefenen
Juillet 2024
- Leçon avec
22 diapositives
Nederlands
MBO
Studiejaar 1
Grammatica A2
Novembre 2024
- Leçon avec
43 diapositives
E-NT2 zinnen maken en voegwoorden
Septembre 2024
- Leçon avec
22 diapositives
NT2
MBO
Studiejaar 2