Beeldspraak

Opwarmer: woordspel
1. Beeldspraak
2. Stijlfiguren
Nederlands: stijlmiddelen
1 / 37
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 5

Cette leçon contient 37 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

Éléments de cette leçon

Opwarmer: woordspel
1. Beeldspraak
2. Stijlfiguren
Nederlands: stijlmiddelen

Slide 1 - Diapositive

Wat is een bommel-
ding?

Slide 2 - Question ouverte

Wat heb je liever: een overdrijvende regenwolk of een overdrijvende docent Nederlands?

Slide 3 - Sondage

Wat vind je heftiger om op TikTok tegen te komen:
een instructiefilmpje voor het maken van brandbommen of eentje over hoe je een vuurwapen uit een 3D-printer kunt laten rollen?
Onthoud je antwoord!

Slide 4 - Sondage

Stijlmiddelen

Stijlmiddelen verfraaien je tekst.
1. Beeldspraak
2. Stijlfiguren 

Slide 5 - Diapositive

1. Beeldspraak 


a. gebaseerd op het maken van een vergelijking
b. niet gebaseerd op het maken van een vergelijking

Slide 6 - Diapositive

Wat zie je in deze zinnen?

De vijand kwam als een dief in de nacht
Hij ging er als een haas vandoor.
Zij werd zo rood als een kreeft. 

Zo rood als een kreeft 

Slide 7 - Question ouverte

Vergelijking
In een vergelijking zet je twee dingen naast elkaar die op elkaar lijken, het object en het beeld.

- De vijand kwam als een dief in de nacht.
- Hij ging er als een haas vandoor.
- Zij werd zo rood als een kreeft.

Slide 8 - Diapositive

Wat zie je in deze zinnen?

De docente, een soort dinosaurus van het ergste soort, wist van niets. 
Joost, die magere lat, eet echt te weinig.

Zijn hoofd, een biet, sprak boekdelen.

Karel, een echte angsthaas, was snel weg.

Zo rood als een kreeft 

Slide 9 - Question ouverte

A-syndetische vergelijking
Beeld en object blijven over, verbindingswoord wordt weggelaten.
  
- De docente, een soort dinosaurus van het ergste soort, wist van niets.
- Joost, die magere lat, eet echt te weinig.
- Zijn hoofd, een biet, sprak boekdelen.

Slide 10 - Diapositive

Wat zie je in deze zinnen?

De koning van de wildernis hiels alle andere dieren in de gaten. 
Die monsters uit A4W, die kunnen toch niet voetballen?d

Slide 11 - Question ouverte

Metafoor
Het object wordt helemaal vervangen door het beeld. Beeld en object lijken op elkaar.

- De koning van de wildernis hield alle dieren in de gaten. 
- Die tijgers uit V5, die kunnen toch wel voetballen?

Slide 12 - Diapositive

Beeldspraak - Homerische vergelijking

Slide 13 - Diapositive

En ook: alliteratie (langs lelies - schoon schuilt schouwen)

Slide 14 - Diapositive

Wat zie je in deze zinnen?

De oude auto kwam hoestend en proestend op gang.
De zon streelde onze wangen.
Papier is geduldig.

Het gevaar loerde op elke hoek van de straat

Het gevaar loerde op elke hoek van de straat
Zo rood als een kreeft 

Slide 15 - Question ouverte

Personificatie
Met een personificatie stel je een levenloos ding voor als een persoon.

- De oude auto kwam hoestend en proestend op gang.
- De zon streelde onze wangen.
- Papier is geduldig.

Slide 16 - Diapositive

Wat zie je in deze zinnen?


Het lachen van de kinderen klonk als een regen van suiker.
De stilte van de avond was zo intens dat het bijna tastbaar was.

Slide 17 - Question ouverte

Synesthesie
Waarnemingen van twee verschillende zintuigen worden met elkaar gecombineerd.

De geur van het verse brood vulde de kamer met een gouden gloed
- Zijn stem had de diepte van een donkere oceaan.

Slide 18 - Diapositive

Beeldspraak 

a. gebaseerd op het maken van een vergelijking
b. niet gebaseerd op het maken van een vergelijking

Slide 19 - Diapositive

Wat valt je op in deze zinnen?

Oranje moet het voortaan doen zonder de inzichten van Koeman. 
De krullenbol liep dagelijks langs de snoepmachine, zonder iets te kopen. 
Rembrandt hangt al jaren op de mooiste plek van het Rijksmuseum. 

Slide 20 - Question ouverte

Metonymia (metoniem)
- Oranje moet het doen zonder de inzichten van Koeman.
- De krullenbol liep dagelijks langs de snoepmachine, zonder iets te kopen.
- Rembrandt hangt al jaren op de mooiste plek van het Rijksmuseum. 

Slide 21 - Diapositive

metoniem/metonymia
Bij metonymia wordt net als bij de metafoor alleen het beeld genoemd (en niet het object), maar er is geen sprake van overeenkomst. Vaak benoemt het beeld een opvallende eigenschap of een opvallend kenmerk van het object.

Slide 22 - Diapositive

Soorten metonymia
- Neem maar een bloemetje mee (je noemt een deel, maar je bedoelt het geheel: pars pro toto)
- Nederland won van Duitsland (je noemt het geheel, maar je bedoelt een deel: totum pro parte)
- Mijn Nikes lopen erg lekker (je noemt de producent/merknaam, maar bedoelt het product)

Slide 23 - Diapositive

Soorten metonymia
- Die lachebek (je noemt de eigenschap, maar je bedoelt de persoon) .
- Hij trapte het leer tussen de doelpalen (je noemt het materiaal, maar je bedoelt het voorwerp) 
- Geef mij nog maar een glaasje (je noemt het voorwerp, maar je bedoelt de inhoud).
- Dat is een echte Van Gogh (je noemt de maker, maar bedoelt het product).

Slide 24 - Diapositive

QUIZ
Geef in de volgende quizvragen aan met welke vorm van beeldspraak je te maken hebt. 

Slide 25 - Diapositive

Bij de ingang van de discotheek stond EEN KLEERKAST die iedereen fouilleerde.
A
vergelijking
B
metafoor
C
synesthesie
D
metoniem

Slide 26 - Quiz

De Tweede Kamer eist meer ASFALT van het kabinet.
A
vergelijking
B
metafoor
C
personificatie
D
metoniem

Slide 27 - Quiz

Mijn oude fiets SMEEKT om een grondige opknapbeurt.
A
synesthesie
B
metafoor
C
personificatie
D
metoniem

Slide 28 - Quiz

De wijze uitspraken van de president en zijn WARME WOORDEN stemden het volk tevreden.
A
vergelijking
B
metafoor
C
personificatie
D
synesthesie

Slide 29 - Quiz

Wat een WOLK VAN EEN BABY heeft dat jonge stel.
A
vergelijking
B
metafoor
C
personificatie
D
metoniem

Slide 30 - Quiz

Na de dood van zijn vrouw raakte hij aan de fles.
A
vergelijking
B
metafoor
C
personificatie
D
metoniem

Slide 31 - Quiz

Opeengepakt ALS HARINGEN IN EEN TON werden we in de legertruck vervoerd.
A
vergelijking
B
metafoor
C
personificatie
D
metoniem

Slide 32 - Quiz

Goede boeken zijn BRANDSTOF voor het brein.
A
vergelijking
B
metafoor
C
personificatie
D
metoniem

Slide 33 - Quiz

Hij vindt de Haagse politiek NET EEN POPPENKAST.
A
vergelijking
B
metafoor
C
personificatie
D
metoniem

Slide 34 - Quiz

Karel, DIE ANGSTHAAS, was snel weg.
A
vergelijking
B
metafoor
C
personificatie
D
a-syndetische vergelijking

Slide 35 - Quiz

Deze film is door de recensenten volledig AFGEBRAND.
A
vergelijking
B
metafoor
C
personificatie
D
metoniem

Slide 36 - Quiz


Aan de slag


Maak Cursus 5 (formuleren),
§ 4, opdracht 1 - 3 - 5 

Slide 37 - Diapositive