1k woordenschat H5 bekend woorddeel

Lezen in je eigen leesboek
timer
8:00
1 / 16
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 1

Cette leçon contient 16 diapositives, avec diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

Lezen in je eigen leesboek
timer
8:00

Slide 1 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Wat gaan we doen?
  • tussenstand IJM: hoe gaan de acties? Heb je nog plannen?
  • Theorie woordenschat H5 doornemen
  • Huiswerk maken
  • Kahoot!

Slide 2 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Slide 3 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

- Bekende woorddelen van onbekende woorden vinden

Hoofdstuk 5      blz. 116 t/m 121
blz. 173-175

Slide 4 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Slide 5 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

soms kun je de betekenis van een woord
begrijpen doordat je al een deel
van het woord kent

Slide 6 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

bekend woorddeel herkennen bij:

- samengestelde woorden

- woorden met voorvoegsels
- woorden met achtervoegsels

Slide 7 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

1. voetbalwedstrijd 
Woorden die bestaan uit twee of meer woorden, heten samenstellingen.

Je schrijft samenstellingen aan elkaar. 

Slide 8 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Voorbeelden

 zwemparadijs
boekenkast
sportdag  
lampenkap
fietsenrek 

Slide 9 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

2.Welke twee woorden kun je maken met de woorden magnetron, maaltijd, kaartje en concert?
3.       Welke twee woorden kun je maken met de woorden 
taart, foto, vorm en lijstje?
1.Welke twee woorden kun je maken met de woorden:
                  Computer, haar, spel en band

Slide 10 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

2. ondiep 
Er bestaan veel woorden met be-, ge-, her-, on(t)-, ver-, wan-, en aarts- ervoor.

Deze korte stukjes zijn voorvoegsels, je schrijft ze altijd op dezelfde manier.
 

Slide 11 - Diapositive

Voorvoegsels zet je altijd voor een woord, zoals het woord  zelf al aangeeft: voorvoegsel. Het gaat dus om het eerste deel van een woord.



Voorbeelden 
herkansen
beantwoorden
herzien
ontcijferen
vergeven
wangedrag
onverkoopbaar

Slide 12 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

3
Er zijn ook woorden een achtervoegsel:


Slide 13 - Diapositive

achtervoegsels zet je altijd achter een woord, zoals het woord zelf al aangeeft: achtervoegsels. Het gaat dus om het laatste deel van een woord.

Voorbeelden 
smaakvol
smakeloos
hopeloos
beweeglijk
kinderachtig 
nerveus, 
werkloosheid 
waterrijk 
behulpzaam

Slide 14 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Huiswerk dinsdag
Af: opdracht 1 & 2 (p. 173-174)
Klaar? Maak ander huiswerk of lees verder in je boek!
timer
8:00

Slide 15 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

GELEERD
    Herkennen van:
    1. samenstellingen (voetbalwedstrijd)
    2. voorvoegsels (ondiep)
    3. achtervoegsels (smaakvol)


    Slide 16 - Diapositive

    Cet élément n'a pas d'instructions