1k woordenschat H5 bekend woorddeel

- Bekende woorddelen van onbekende woorden vinden

Hoofdstuk 5      blz. 116 t/m 121
blz. 128 t/m 131
1 / 44
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 1

Cette leçon contient 44 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

- Bekende woorddelen van onbekende woorden vinden

Hoofdstuk 5      blz. 116 t/m 121
blz. 128 t/m 131

Slide 1 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Slide 2 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Slide 3 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Welke woorddraadstrategieën hebben we al gehad?

Slide 4 - Question ouverte

Cet élément n'a pas d'instructions

De 4 woordraadstrategieën die we al hebben gehad zijn:
  1. synoniem
  2. omschrijving
  3. voorbeeld
  4. tegenstelling

Slide 5 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Synoniem

Twee verschillende woorden die precies hetzelfde betekenen.


patat - friet

Slide 6 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

 een omschrijving zoeken

Vaak staan er omschrijvingen van onbekende woorden in de tekst. Zo kun je achter de betekenis van een woord komen zonder een woordenboek te gebruiken.



Slide 7 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Een voorbeeld zoeken
  • Ken je de betekenis van een woord niet?
  • Kijk in de tekst of er een betekenis tussen haakjes staat

Voorbeeld:

Laagwater en straffe (felle) oostenwind hinderen veerdiensten Wadden


Van welk woord ken je nu de betekenis?

Slide 8 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

TEGENSTELLING

Tegenstelling zijn woorden die elkaars tegengestelde zijn. Soms kun je de betekenis van een onbekend woord raden, omdat de tegenstelling van dat woord in de tekst staat.


Woorden als maar, echter, toch en daarentegen geven aan dat er een tegenstelling wordt genoemd.


Slide 9 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

vijfde woordraadstrategie = bekend woorddeel
soms kun je de betekenis van een woord
begrijpen doordat je al een deel
van het woord kent

Slide 10 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

bekend woorddeel herkennen bij:

- samengestelde woorden

- woorden met voorvoegsels
- woorden met achtervoegsels

Slide 11 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Welke woorden ken je die
een combinatie zijn van twee woorden?

Slide 12 - Carte mentale

Het gaat om voorbeelden van een samenstelling.
Bijvoorbeeld: voetbal
1. voetbalwedstrijd

Slide 13 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

1. voetbalwedstrijd 
Woorden die bestaan uit twee of meer woorden, heten samenstellingen.

Je schrijft samenstellingen aan elkaar. 

Slide 14 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Voorbeelden

 zwemparadijs
boekenkast
sportdag  
lampenkap
fietsenrek 

Slide 15 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Welke twee woorden kun je maken met de woorden taart, foto, vorm en lijstje?

Slide 16 - Question ouverte

Cet élément n'a pas d'instructions

Welke twee woorden kun je maken met de woorden computer, haar, spel en band?

Slide 17 - Question ouverte

Cet élément n'a pas d'instructions

Welke twee woorden kun je maken met de woorden magnetron, maaltijd, kaartje en concert?

Slide 18 - Question ouverte

Cet élément n'a pas d'instructions


2. ondiep 


Slide 19 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

In welke stukjes kan je het woord ondiep opbreken?

Slide 20 - Carte mentale


2. ondiep 
Er bestaan veel woorden met be-, ge-, her-, on(t)-, ver-, wan-, en aarts- ervoor.

Deze korte stukjes zijn voorvoegsels, je schrijft ze altijd op dezelfde manier.
 

Slide 21 - Diapositive

Voorvoegsels zet je altijd voor een woord, zoals het woord  zelf al aangeeft: voorvoegsel. Het gaat dus om het eerste deel van een woord.



Voorbeelden 
gezang
beantwoorden
herzien
ontcijferen
vergeven
wangedrag
aartsrivaal 

Slide 22 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Maak de juiste combinaties van de
volgende voorvoegsels en woorden:
her, wan, hoop, kansen

Slide 23 - Question ouverte

Cet élément n'a pas d'instructions

Maak de juiste combinaties van de
volgende voorvoegsels en woorden:
be, ver, kijken, branden

Slide 24 - Question ouverte

Cet élément n'a pas d'instructions

Maak de juiste combinaties van de
volgende voorvoegsels en woorden:
ont, ge, ploffen, zaag

Slide 25 - Question ouverte

Cet élément n'a pas d'instructions


3. vrolijk 


Slide 26 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

3. vrolijk 
Er zijn veel woorden met -heid, -lijk, -ing, -ig, 
 -er, -erd, -aar, -aard, -baar, -rik of -isch erachter. 

Deze korte stukjes zijn achtervoegsels, je schrijft ze altijd op dezelfde manier. 

Slide 27 - Diapositive

achtervoegsels zet je altijd achter een woord, zoals het woord zelf al aangeeft: achtervoegsels. Het gaat dus om het laatste deel van een woord.

Voorbeelden 
blijheid
duidelijk
afdeling
aardig
aansteker
eigenaar
aaibaar
fantastisch

Slide 28 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Welke woorden horen bij elkaar? Maak koppeltjes van twee woorden: verliefd, bereiken, verliefdheid, bereikbaar.

Slide 29 - Question ouverte

Cet élément n'a pas d'instructions

Welke woorden horen bij elkaar? Maak koppeltjes van twee woorden: armoede, beginner, armoedig, beginnen.

Slide 30 - Question ouverte

Cet élément n'a pas d'instructions

GELEERD
    Herkennen van:
    1. samenstellingen (voetbalwedstrijd)
    2. voorvoegsels (ondiep)
    3. achtervoegsels (vrolijk)


    Slide 31 - Diapositive

    Cet élément n'a pas d'instructions

    timer
    15:00
    blz.  128 + 129

    Slide 32 - Diapositive

    Cet élément n'a pas d'instructions

    Huiswerk
    Maken: opdracht 1 + 2 blz. 128-129
    Leren: de groene theorie blz. 128

    Slide 33 - Diapositive

    Cet élément n'a pas d'instructions

    Nakijken

    Slide 34 - Diapositive

    Cet élément n'a pas d'instructions

    Nakijken

    Slide 35 - Diapositive

    Cet élément n'a pas d'instructions

    timer
    15:00
    blz.  129 t/m 131

    Slide 36 - Diapositive

    Cet élément n'a pas d'instructions

    Nakijken

    Slide 37 - Diapositive

    Cet élément n'a pas d'instructions

    Nakijken

    Slide 38 - Diapositive

    Cet élément n'a pas d'instructions

    Nakijken

    Slide 39 - Diapositive

    Cet élément n'a pas d'instructions

    Nakijken

    Slide 40 - Diapositive

    Cet élément n'a pas d'instructions

    Nakijken

    Slide 41 - Diapositive

    Cet élément n'a pas d'instructions

    Nakijken

    Slide 42 - Diapositive

    Cet élément n'a pas d'instructions

    Nakijken

    Slide 43 - Diapositive

    Cet élément n'a pas d'instructions

    Evaluatieopdracht:

    Kies minimaal één van de onderstaande opdrachten.

    - Schrijf één nieuw ding op dat je geleerd hebt.

    - Schrijf één ding op waar je beter in geworden bent.

    - Schrijf één ding op waarbij je een ander hebt geholpen

    timer
    2:00

    Slide 44 - Diapositive

    Cet élément n'a pas d'instructions