T&G Periode 5 Herhalingles

Test je kennis
Oefen alle lesson-ups in 1 keer
1 / 30
suivant
Slide 1: Diapositive
T&GMBOStudiejaar 2

Cette leçon contient 30 diapositives, avec quiz interactifs et diapositive de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

Test je kennis
Oefen alle lesson-ups in 1 keer

Slide 1 - Diapositive

Wat is de weerstand die je lichaam ondergaat? of de arbeid die de sporter levert?
A
Belasting
B
Belastbaarheid
C
Trainingsbelasting
D
Trainingswetmatigheid

Slide 2 - Quiz

Leg uit wat belasting en belastbaarheid met elkaar te maken hebben:

Slide 3 - Question ouverte

Hoe kun je het herstel van een inspanning positief beïnvloeden?

Slide 4 - Question ouverte

Sleep de uitleg naar de juiste traingswetigheden
Vermindere meeropbrengst
Omkeerbaarheid
Specificiteit
overload
Een trainingsprikkel moet een minimale sterkte hebben wil een effect optreden.
Stilstaan is achteruitgang. Trainingseffecten verdwijnen als je de sporter geen of te weinig belasting geeft
Naarmate het prestatieniveau hoger is wordt het trainingseffect steeds kleiner
Je verbetert alleen datgene wat je traint

Slide 5 - Question de remorquage

Set de fases van de supercompensatie in de juiste volgorde:
1
2
3
4
Training
Herstel
Supercompensatie
Daling tot begin niveau

Slide 6 - Question de remorquage

Wat is de capaciteit van het fosfaat systeem?
A
tot 20 seconden
B
100% intensiteit
C
tot 2 minuten
D
80% intensiteit

Slide 7 - Quiz

Sleep de inspanningen van meest naar minst vermogen
Meest
vermogen
Minst
vermogen
1
2
3
Marathon
400m sprint
100m sprint

Slide 8 - Question de remorquage

Wat in ons lichaam versnelt of vertraagt het proces: ATP --> ADP en/of ADP --> ATP?

Slide 9 - Question ouverte

Als je lichaam mag kiezen van welk energie systeem het gebruik wil maken dan het liefst?
A
Fosfaatsysteem
B
Het zuurstofsysteem
C
Het melkzuursysteem

Slide 10 - Quiz

---->
+
+
+
Maak het proces juist door alles op de juiste plek te slepen
ADP
CP
Energie
Enzymen
C
ATP

Slide 11 - Question de remorquage

Sleepvraag
Fosfaat systeem
Kogelstoten
Aeroob
Anaëroob a-lactisch
Koolhydraten
Marathon

Slide 12 - Question de remorquage

Zuurstof systeem:
Leg in je eigen woorden uit hoe je lichaam bepaalt of het gebruik maakt van vetzuren of glycogeen

Slide 13 - Question ouverte

Waarom zou een sprinter(100m) zijn vermogen verbeteren?
A
Voor zijn reactie vermogen
B
Voor zijn acceleratie vermogen
C
Voor een sterk eind
D
Voor een goed herstel na de inspanning

Slide 14 - Quiz

Leg in je eigen woorden uit wat de capaciteit is van een energie systeem:

Slide 15 - Question ouverte

Bij welk van de onderstaande sporten maakt lichaam gebruik van het melkzuur systeem?
A
Kogelstoten
B
1500m Schaatsen
C
Judo
D
Marathon

Slide 16 - Quiz

Ieder systeem heeft zijn eigen uithoudingsvermogen.
Sleep de systemen van weinig (1) naar veel (3) UHV:
1
2
3
Aerob systeem
Anaëroob a-lactisch systeem
Anaeroob lactische systeem

Slide 17 - Question de remorquage

Leg in je eigen woorden uit waar VO2-max voor staat:

Slide 18 - Question ouverte

Metabolische adaptaties zijn adaptaties aan:
A
hart en bloedsomloop
B
de stofwisseling
C
ademhalingsstelsel
D
spieren en zenuwen

Slide 19 - Quiz

Welke duurtraining wordt door getrainde sporters gebruikt als herstel training?
A
Aeroob-1
B
Aeroob-2
C
Aeroob-3
D
Allen

Slide 20 - Quiz

Wat heeft GEEN invloed op de VO2-max?
A
Hart
B
Longen
C
Bloedvaten
D
Skeletspieren

Slide 21 - Quiz

Wat is de meest intensieve training?
A
Aeroob-1 training
B
Aeroob-2 training
C
Extensieve interval
D
Herhalingsmethode

Slide 22 - Quiz

Sleep de eigenschappen van de trainingen naar de juiste training
Herhalings
methode
Wedstrijd methode
Interval training
Aeroob-1
Pauzes met volledig herstel
Pauzes met onvolledig herstel
Wedstrijd nabootsen
Intesiteit van 65-75% HF-max
Trainingsomvang tot 4uur

Slide 23 - Question de remorquage

Wanneer meet je je rust hartslag
A
Kort na ontwaken
B
Kort na inspanning
C
Kort voor inspanning
D
Altijd als je maar niet aan het sporten bent

Slide 24 - Quiz

Je kunt een hogere maximale hartslag krijgen door juist te trainen:
A
Waar
B
Niet waar

Slide 25 - Quiz

Je kunt een lagere rust hartslag krijgen door juist te trainen:
A
Waar
B
Niet waar

Slide 26 - Quiz

Bereken de HF-reserve vannuit de volgende gegevens:
HF-rust: 48 HF-max 202

Slide 27 - Question ouverte

Wat kun je aflezen aan je rust hartslag:
A
Herstel van de vorige belasting
B
Beginnende- of nog onvoldoende genezing van ziekten
C
Of je deze dag kunt trainen of niet
D
Of je goed geslapen hebt of niet

Slide 28 - Quiz

Henk is 20. HF-rust bedraagt 58. Hij wil op 70% van zijn max. trainen. Op welke hartslag moet hij trainen? (afronden op heel getal)

Slide 29 - Question ouverte

Trainen voor gezondheid: Wat is GEEN gezondheidsreden om te trainen
A
Gewicht verliezen
B
Coördinatie verbeteren
C
Verlagen van de bloeddruk
D
Verlagen cholesterolgehalte

Slide 30 - Quiz