Nederlands hoofdstuk 4 grammatica onvoltooid deelwoord

Nederlands 3B
1 / 33
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolvmbo b, kLeerjaar 3

Cette leçon contient 33 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 1 vidéo.

Éléments de cette leçon

Nederlands 3B

Slide 1 - Diapositive

Terugblik
Lidwoorden (lw)
Zelfstandig naamwoord (zn)
Werkwoord (ww)
Bijvoeglijknaamwoord (bn)
Voltooid deelwoord (vd)

Slide 2 - Diapositive

Lesdoelen 
Aan het einde van deze les:
Kun je een onvoltooid deelwoord benoemen en herkennen


Slide 3 - Diapositive

Werkwoorden
Infinitief = heel werkwoord fietsen, zitten, springen
Voltooid deelwoord = gefietst, gezeten, gesprongen
Onvoltooid deelwoord = fietsend, zittend, springend

Slide 4 - Diapositive

Infinitief of voltooid deelwoord?

Twijfelen
A
Infinitief
B
Voltooid deelwoord

Slide 5 - Quiz

Infinitief of voltooid deelwoord?

Gebukt
A
Infinitief
B
Voltooid deelwoord

Slide 6 - Quiz

Infinitief of voltooid deelwoord?

Verzachten
A
Infinitief
B
Voltooid deelwoord

Slide 7 - Quiz

Infinitief of voltooid deelwoord?

Passen
A
Infinitief
B
Voltooid deelwoord

Slide 8 - Quiz

Infinitief of voltooid deelwoord?

Gereden
A
Infinitief
B
Voltooid deelwoord

Slide 9 - Quiz

Slide 10 - Vidéo

Het onvoltooid deelwoord
Een onvoltooid deelwoord geeft aan dat iets nog gaande is.
Het is dus nog niet voltooid:

Rillend stond ik op de ijsbaan
Lachend zwaaide ik naar mijn vriend.
Zittend keken we naar de optocht.

Slide 11 - Diapositive

Het onvoltooid deelwoord
Maak je door achter het hele werkwoord een -d te zetten. 

Lachend
Fluitend
Lopend

Slide 12 - Diapositive

Het onvoltooid deelwoord
Kan ook gebruikt worden als een bijvoeglijk naamwoord: 

Een lachende vrouw
De gillende kinderen
De huilende man

Slide 13 - Diapositive

Noteer het onvoltooid deelwoord van:

Twijfelen

Slide 14 - Question ouverte

Noteer het voltooid deelwoord van:

Twijfelen

Slide 15 - Question ouverte

Noteer het onvoltooid deelwoord van:

Huilen

Slide 16 - Question ouverte

Noteer het voltooid deelwoord van:

Huilen

Slide 17 - Question ouverte

Noteer het onvoltooid deelwoord van:

Vullen

Slide 18 - Question ouverte

Noteer het voltooid deelwoord van:

Vullen

Slide 19 - Question ouverte

Oefening (ook voor de toets)
Noteer in de volgende zinnen de juiste vorm van de werkwoorden in de tegenwoordige tijd.

Slide 20 - Diapositive

De postbezorger (bezorgen) elke dag (fluiten) de post.

Slide 21 - Question ouverte

Bijna iedereen (worden) het liefst (slapen) rijk.

Slide 22 - Question ouverte

De leeuw (naderen) (dreigen) het jonge zebrakalfje.

Slide 23 - Question ouverte

Melvin (lezen) (stotteren) zijn verhaal voor aan de klas.

Slide 24 - Question ouverte

Razendsnel (voltooien) Frits de wiskundeopdracht.

Slide 25 - Question ouverte

Oefening (ook voor de toets)
Noteer in de volgende zinnen de juiste vorm van de werkwoorden in de verleden tijd.

Slide 26 - Diapositive

Lars (bestellen) (blozen) nog een vierde BigMac.

Slide 27 - Question ouverte

Al (snotteren) (melden) Laura zich af voor de basketbaltraining.

Slide 28 - Question ouverte

Stef (staan) wel tien minuten (bibberen) op de hoge duikplank.

Slide 29 - Question ouverte

De zanger (beantwoorden) de vragen over zijn trouwplannen (bevestigen).

Slide 30 - Question ouverte

Volgens de dierenbescherming (verwaarlozen) de boer zijn schapen (voortduren).

Slide 31 - Question ouverte

Schrijf 1 ding op wat je deze les hebt geleerd?

Slide 32 - Question ouverte

Stel een vraag over iets dat je nog niet zo goed hebt begrepen.

Slide 33 - Question ouverte