Betoog /Overtuigen paragraaf 2.4 KB

WELKOM! Start met lezen
Afspraken:
Op je tafel ligt je (lees)boek, schrift, laptop, etui en agenda
Je telefoon is uit en zit in je tas
Je laptop is dicht en gaat pas open als de docent het vraagt


1 / 50
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 1

Cette leçon contient 50 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 3 vidéos.

Éléments de cette leçon

WELKOM! Start met lezen
Afspraken:
Op je tafel ligt je (lees)boek, schrift, laptop, etui en agenda
Je telefoon is uit en zit in je tas
Je laptop is dicht en gaat pas open als de docent het vraagt


Slide 1 - Diapositive

Doelen
Aan het einde van de les:
  • Weet je wat een betoog is en hoe een betoog is opgebouwd. 
  • Weet je hoe je je woordgebruik kan aanpassen aan je publiek.
  • Weet je hoe je herhaling in je tekst kan voorkomen.

Slide 2 - Diapositive

Wat gaan we doen? 
  • Doel van de les
  • Instructie
  • Aan het werk
  • Nabespreken 

Slide 3 - Diapositive

Lessenserie betoog
Helpende

Slide 4 - Diapositive

Lesdoel: 
- Na deze les weet ik hoe ik sterke argumenten kan formuleren
- Na deze les weet ik hoe de opbouw van een betoog eruitziet 

Succescriteria: 
- ik kan de argumenten, tegenargumenten en weerleggingen in een betoog vinden
- ik weet hoe een sterk argument is geformuleerd 

Slide 5 - Diapositive

Een betoog heeft als tekstdoel:
A
Informeren
B
Amuseren
C
Overtuigen
D
Activeren

Slide 6 - Quiz

Wat doet een schrijver als hij als tekstdoel OVERTUIGEN heeft?
A
Hij legt uit en geeft vooral feiten
B
Hij probeert je een mening te geven met argumenten.
C
Hij probeert je te overtuigen iets te gaan doen.
D
Hij schrijft een tekst die je voor de gezelligheid kunt lezen.

Slide 7 - Quiz

Kenmerken betoog:
Tekstdoel= overtuigen.
Schrijver geeft in de tekst zijn mening.
Betoog schrijven naar aanleiding van een stelling.
Schrijver geeft argumenten voor zijn mening.

Slide 8 - Diapositive

AUB-model 

Slide 9 - Diapositive

Argumenten sterk maken (AUB)
Argument: noem je argument
Uitleg: geef uitleg waarom dit goed of slecht is
Bijvoorbeeld: geef een situatie om het te verduidelijken


NB: voor je argumenten ga je bronnenonderzoek doen voor informatie die je kan helpen. 

Slide 10 - Diapositive

0

Slide 11 - Vidéo

Stelling 
Er moeten genderneutrale 
wc´s op school komen! 

Slide 12 - Diapositive

Bedenk een argument als tegenstander voor de stelling (geef nog geen uitleg)
Stelling: er moeten genderneutrale wc´s op school komen!

Slide 13 - Question ouverte

Geef uitleg bij je argument.
Stelling: er moeten genderneutrale wc´s op school komen!

Slide 14 - Question ouverte

Geef een voorbeeld bij je argument en uitleg.
Stelling: er moeten genderneutrale wc´s op school komen!

Slide 15 - Question ouverte

0

Slide 16 - Vidéo

Wat vind je sterk aan de presentatie van de voorstander?

Slide 17 - Question ouverte


      Het was gisteravond nog op het NOS                  Jeugdjournaal: steeds meer kinderen zijn te dik en dat is een groot probleem.  
      Scholen zouden moeten stoppen met het verkopen van snacks. Snacks zijn heel ongezond,     want je wordt er dik van.Daarnaast kosten snacks geld. Dat geld kan beter voor iets anders gebruikt worden. 
       Kortom, snacks verkopen op school zou verboden moeten worden. Het is ongezond en het kost geld.
Standpunt
A
Argument
B
Subargument
C
Conclusie
D
Standpunt,argument, conclusie

Slide 18 - Diapositive

  • Stelling 1 - Tijdens de zomervakantie moeten mogelijke zittenblijvers naar school zodat ze naar het volgende leerjaar kunnen. 
  • Stelling 2 - Leerlingen die voor een vak gemiddeld een 7 staan, moeten daarvoor vrijstelling krijgen. 
  • Stelling 3 - Talentenjachten op tv moeten verboden worden voor kinderen onder de 16 jaar.
Oefen met AUB model-kies-geef argumenten
timer
5:00

Slide 19 - Diapositive

Afkijken van een pro
Filmpje van Zondag met Lubach uit 2015 over waarom we minder vlees moeten eten

Let op de volgende argumenten en hoe hij sommige weerlegt of bijstaat. Maak hier aantekeningen van. 
- Gezondheid
- Dierenleed
- Klimaatvervuiling


Slide 20 - Diapositive

0

Slide 21 - Vidéo

Wie probeert Lubach met dit filmpje te overtuigen?
A
Vegetariers
B
Groenlinksstemmers
C
Vleeseters
D
Biefstukbitches

Slide 22 - Quiz

Wie is Wilma Mansveld?
A
Een politicus die moest aftreden in 2015
B
Boeiend gast, laat me Lubach kijken

Slide 23 - Quiz

Hoe weerlegde Lubach het argument dat we minder vlees moeten eten, omdat het kankerverwekkend is?

Slide 24 - Question ouverte

Hoe weerlegde Lubach het argument dat we geen vlees mogen eten, omdat het zielig is voor de dieren?

Slide 25 - Question ouverte

Wat was Lubach zijn hoofdargument waarom we toch minder vlees moeten eten?

Slide 26 - Question ouverte

Hoe ziet Lubachs AUB model eruit voor de stelling: 'We moeten minder vlees eten'?

Slide 27 - Question ouverte

Antwoord: 
Argument: Het is de makkelijkste oplossing tegen klimaatvervuiling.
Uitleg: De uitstoot van broeikasgassen en de waterverspilling van veeteelt is belachelijk hoog.
Bijvoorbeeld/Bewijs: Uit onderzoek bleek dat de veehouderij een grotere vervuiler is dan andere sectoren zoals luchtvaart, auto's en de kinderwens van Anouk.

Slide 28 - Diapositive

We hebben volgende week nog vier lessen voor het betoog. Wat zou je in deze lessen graag willen doen?

Slide 29 - Question ouverte

Lesdoel: 
- Na deze les weet ik hoe ik sterke argumenten kan formuleren
- Na deze les weet ik hoe de opbouw van een betoog eruitziet 

Succescriteria: 
- ik kan de argumenten, tegenargumenten en weerleggingen in een betoog vinden
- ik weet hoe een sterk argument is geformuleerd 
- ik kan drie argumenten formuleren 
- ik kan een tegenargument met weerlegging formuleren 
- ik kan een aantrekkelijke eerste alinea schrijven
- ik kan een goed slot schrijven 

Slide 30 - Diapositive


Je moet de basisschool overdoen.
Je praat tegen iedereen zoals je tegen baby's praat.

Slide 31 - Sondage

Pas het AUB-model toe

Slide 32 - Question ouverte

Welke stelling heb je gekozen? (huiswerk)
veestapel
te vroeg geselecteerd
vaccinatie

Slide 33 - Sondage

Ben je het eens of oneens met de stelling?

Slide 34 - Sondage

Markeren 
Je bepaalt of je het eens of oneens bent met de stelling en leest de artikelen nog een keer goed door waarbij je let op de argumenten die links en rechts gegeven worden. Je accentueert de voor jou belangrijke tekstgedeelten. Je kunt verschillende kleuren gebruiken voor je argumenten/ tegenargumenten.

Slide 35 - Diapositive

AUB-model tegen de stelling: Nederland moet de grenzen sluiten en grensbewaking invoeren

Slide 36 - Question ouverte

Bronverslagen 
Vervolgens maak je bronverslagen: alle informatie die je vindt met betrekking tot een bepaald argument/tegenargument zet je onder elkaar.

Maak een bronnenlijst van je gebruikte bronnen.

Slide 37 - Diapositive

Bouwplan 
• Als laatste vul je je bouwplan in. Ook deze kun je in Magister vinden.
• Je doet de artikelen, bronverslagen en het bouwplan in een mapje.


Slide 38 - Diapositive

Doelen
Aan het einde van de les:
  • Weet je wat een betoog is en hoe een betoog is opgebouwd. 
  • Weet je hoe je je woordgebruik kan aanpassen aan je publiek.
  • Weet je hoe je herhaling in je tekst kan voorkomen.

Slide 39 - Diapositive

Warming up: twee vragen!

Log in op LessonUp

Slide 40 - Diapositive

Wat is een betoog?
A
Een tekst met informatie
B
Een tekst waarin je mensen amuseert
C
Een tekst met een mening
D
Een tekst waarin je mensen iets wilt laten doen.

Slide 41 - Quiz

In een inleiding van een betoog staat:
A
de stelling
B
de korte mening van de schrijver
C
al de argumenten van de schrijver
D
een originele beginzin en al de argumenten.

Slide 42 - Quiz

Uitleg betoog
  • Een betoog is een overtuigende tekst.
  • Doel: iemand overtuigen van jouw mening.
  • Dat doe je met argumenten: feiten en/of meningen. Feitelijke argumenten zijn het sterkst. Begin met het sterkste argument.
  • Je argumenten zijn nog sterker als je ze kan onderbouwen. Door uitleg te geven bij je argument of voorbeelden.

Slide 43 - Diapositive

Voorbeeld betoog
Mening: Ik vind het goed dat we dit jaar geen vuurwerk mogen afsteken.
Argument 1: Vuurwerk is slecht voor het milieu. 
Onderbouwing argument 1: Bij het afsteken wordt de lucht vervuild en op de  grond liggen overal vuurwerkresten.
Argument 2: ..... 
Onderbouwing argument 2: ....

Slide 44 - Diapositive

Opbouw betoog
Duidelijke opbouw van je betoog zodat de lezer jouw gedachten makkelijk kan volgen.

  • Inleiding: hier noem je het onderwerp en geef je je mening.
  • Kern: hier geef je argumenten bij de mening. Begin met het sterkste argument. Onderbouw je argumenten door uitleg te geven of voorbeelden te noemen.
  • Slot: in het slot vat je de argumenten samen en herhaal je jouw mening.

Slide 45 - Diapositive

Voorbeeld betoog
Inleiding:  Ik vind het goed dat we dit jaar geen vuurwerk mogen afsteken.
Kern: Vuurwerk is slecht voor het milieu. Bij het afsteken wordt de lucht vervuild en op de grond liggen overal vuurwerkresten (hierna volgen nog meer argumenten).
Slot: Doordat vuurwerk slecht voor het milieu is, ben ik van mening dat het goed is dat we dit jaar geen vuurwerk mogen afsteken.

Slide 46 - Diapositive

Pas je woordgebruik aan je publiek aan
Een tekst schrijf je voor een publiek. Hoe beter je rekening houdt met je publiek, hoe beter je tekst gelezen wordt.

  • Ken je het publiek voor wie je schrijft persoonlijk?
  • Weet je publiek al veel van het onderwerp?
  • Bestaat je publiek vooral uit kinderen?

Slide 47 - Diapositive

Voorkom teveel herhaling van woorden
Een tekst wordt saai als er te vaak dezelfde woorden in staan. Houd daar rekening mee als je een tekst schrijft.

Gebruik verwijswoorden. Jan is lang. Hij is 14 jaar.
Gebruik synoniemen. Jan won een medaille. Het eremetaal pronkt nu aan de muur bij hem thuis.
Gebruik een omschrijving. Mountainbiken is populair. De bergen zijn ideaal voor fietsen over ruige terreinen.

Slide 48 - Diapositive

Instructie:
Je maakt oefening 1 t/m 5 en 8 (online lesboek) 
  • Noteer een volledig antwoord!  Aan het einde van de les kan je een beurt krijgen. Check de blauwe leerteksten.
  • Samenwerken op fluistertoon mag.
  • Tijd 10-15 minuten.
Klaar?  
Verder met je boekopdracht of leren voor de toets Lezen of  lezen in je leesboek.








Slide 49 - Diapositive

Nabespreken

Oefening: 3, 4 of 8.
Huiswerk: maak oefening 1 t/m 5 en 8 af.

Tot volgende week!

Slide 50 - Diapositive