week 14 - bwb - les 1

1 / 16
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

Cette leçon contient 16 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 1 vidéo.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

Slide 1 - Diapositive

Vandaag
  • Weekdoelen week 13 ingeleverd? 
  • grammatica zinsdelen H6 - bijwoordelijke bepaling

Slide 2 - Diapositive

Hoe vind je het meewerkend voorwerp?

Slide 3 - Question ouverte

Slide 4 - Vidéo

Bijwoordelijke bepaling (bwb)
  • Blijft over als je pv, ow, wg, lv en mv hebt benoemd.
  • Geeft vaak antwoord op vragen als: wanneer, met wie, waarom, hoe, waar, hoelang, etc.
  • Geeft vaak tijd, plaats of reden aan.
  • Woorden waar je een vraagzin mee begint, zijn bwb.
  • 'Niet' is een bwb.
  • Zit niet in elke zin.
  • Er kunnen meerdere bwb in 1 zin staan.
  • Je hoeft NIET te weten of het een bwb van tijd/hoedanigheid etc. is

Slide 5 - Diapositive

Wat is de bijwoordelijke bepaling:
Met deze auto wil ik rijden.
A
ik
B
wil rijden
C
auto
D
met deze auto

Slide 6 - Quiz

Wat is de bijwoordelijke bepaling?

Ik heb mijn pyjama eigenlijk aan.
A
ik
B
heb
C
mijn pyjama
D
eigenlijk

Slide 7 - Quiz

hoe vind je de
bijwoordelijke bepaling?

A
alle werkwoorden in de zin
B
krijgt of ontvangt meestal iets
C
geeft een plaats, een reden of tijd aan.
D
wie of wat + pv + ww gezegde

Slide 8 - Quiz

Heeft een zin altijd een bijwoordelijke bepaling?
A
ja
B
nee

Slide 9 - Quiz

Juist of onjuist?

Vraagwoorden waarmee je bijwoordelijke bepalingen zoekt, zijn ook bijwoordelijke bepaling.
A
juist
B
onjuist

Slide 10 - Quiz

Rico : Een zin kan meer dan een bijwoordelijke bepaling
hebben.

Raya : Het woord 'niet' is in een zin altijd een bijwoordelijke
bepaling.
A
Rico en Raya hebben beide gelijk.
B
Rico en Raya hebben beide ongelijk.
C
Rico heeft gelijk; Raya niet.
D
Raya heeft gelijk; Rico niet.

Slide 11 - Quiz

Wat is de bijwoordelijke bepaling(en)?

Vandaag hebben we het meewerkend voorwerp en de bijwoordelijke bepaling behandeld.
A
Vandaag
B
we
C
het meewerkend voorwerp en de bijwoordelijke bepaling
D
hebben behandeld

Slide 12 - Quiz

Noteer bwb van de zin: Mijn moeder viert morgen haar verjaardag.

Slide 13 - Question ouverte

Noteer bwb van de zin: ik begrijp de bijwoordelijke bepaling nu!

Slide 14 - Question ouverte

Ontleed de hele zin. Benoem: pv, wg, ow, lv, mv, bwb. Waarom hebben jullie dat niet aan mij gegeven?

Slide 15 - Question ouverte

Aan de slag met weekdoelen week 14
Grammatica zinsdelen opdracht 1 t/m 3

Slide 16 - Diapositive