vragen stellen

• Frans
• Middelbare school
• havo, vwo
• Leerjaar 3

CHECK IN:
Hoe zit je er bij vandaag?

Le mercredi

- Programme

- vocabulaire 

- Former les questions 

Vocabulaire

Comment poser une question?

Tu parles français.

Il y a trois manières pour poser une question:

1. De zin blijft hetzelfde, je zet er alleen een vraagteken achter en je verandert je toon: tu parles français?
2. Inversie: je draait de persoonsvorm en het onderwerp om en je zet er een streepje tussen: parles-tu français?
   Als het onderwerp begint met een klinker en de persoonsvorm eindigt met een klinker, zet je er 't' tussen: arrive-t-il demain?
3. Je zet 'est-ce que' voor de zin: est-ce que tu parles français?

Poser une question

Elle joue au foot.

1. Elle joue au foot?

2. Joue-t-elle au foot?  Bij klinkerbotsing -t-

3. Est-ce qu' elle joue au foot?

Hoe maak je een vraag in het Frans?

Maak de zin vragend op drie manieren.

Il adore son chien.

Welke vraag is een inversie/omkering

1. Vous parlez francais?
2. Parlez-vous francais?
3. Parlez vous francais?
4. Est-ce que vous parlez francais?

EST-CE QUE

Est-ce que staat altijd vooraan de zin!

Behalve: als er een vraagwoord in de zin staat.

(qui,quand, comment, où, etc.)

Dan begin je met het vraagwoord en vervolg je de zin met 'est-ce que'

• Est-ce que tu vas à l'hôpital?
• Quand est-ce que tu vas à l'hôpital?

Vragen beginnen in het Frans meestal met est-ce que...
Hoe spreek je dat uit?

1. keske
2. eskwe
3. eske
4. keswe

Maak de zin vragend met: est-ce que

On parle français où?

Vraagwoorden die je moet kennen voor de toets , grammaire I

Pourquoi - Waarom

Quand - Wanneer

Quoi - Wat

Qu'est-ce que - Wat

Où - Waar

Qui - Wie

Comment - Hoe

Les questions

Poser une question

Tu fais du sport. (quand)-> vraagwoord

1. Tu fais du sport quand?
   
2. Quand fais-tu du sport?
   
3. Quand est-ce que tu fais du sport?
   

Welk woord uit de volgende zin is een vraagwoord en wat betekent het:

Comment tu vas à l'école?

Wat is het vraagwoord "wie" in het Frans?

1. que
2. qui
3. combien
4. comment

Welk woord uit de volgende zin is een vraagwoord en wat betekent het:
Tu as combien de frères?

Welk woord uit de volgende zin is een vraagwoord en wat betekent het:

Pourquoi est-ce que tu choisis le français l'année prochaine?

Welk woord uit de volgende zin is een vraagwoord en wat betekent het:

Ton anniversaire, c'est quand?

Welk woord uit de volgende zin is een vraagwoord en wat betekent het:
Tu vas en vacances où?

Ton jean est beau.
Il a coûté ...............?

1. qu'est-ce que
2. comment
3. combien
4. quelle

......... tu partiras en vacances?

1. quand
2. qui
3. où
4. comment

Welk vraagwoord is correct?

……… va à la fête de Yann?
C'est Pierre.

1. comment
2. où
3. qui
4. quand

Het vraagwoord quel

 quel = welke   ->  verandert mee met het znw. waar het bij hoort

mnl ev    ->    quel          quel garçon? welke jongen? 

vrl    ev    ->     quelle     quelle fille?      welk meisje?

mnl mv  ->     quels       quels garçons?

vrl    mv  ->     quelles   quelles  filles? 

Het vraagwoord quel

        quel / quelle / quels / quelles   +   vorm van être  =  wat

Quelle est ta matière préférée?  =  Wat is je lievelingsvak?

Quel est ton plat préféré?              =  Wat is je lievelingsgerecht?

Quels sont vos hobbys?                =  Wat zijn uw hobbys?

                  In alle andere gevallen betekent het welke.

............... est la ville la plus belle?
Amsterdam ou Paris?

1. quel
2. quels
3. quelles
4. quelle

Is het 'quel/quelle/quels/quelles'
............... est ton jean préféré?

1. quels
2. quelles
3. quel
4. quelle

Is het 'quel/quelle/quels/quelles'

............... est ton jean préféré?

1. quels
2. quelles
3. quel
4. quelle

............. sont tes meilleures matières au collège?

1. quelles
2. quel
3. quels
4. quelle

Au travail! 

Maken oefening grammaire vraagwoord: quel/quelle/quels/quelles online of in het werkboek