week 9 les 3

Lezen
timer
5:00
1 / 19
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 2

Cette leçon contient 19 diapositives, avec diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

Lezen
timer
5:00

Slide 1 - Diapositive

Wat gaan we doen?
- Leerdoel bekijken
- Startopdracht maken (5 minuten)
- Uitleg over lichaamstaal en stemgebruik (5 minuten)
- Vraag 1 t/m 3 samen maken (15 minuten)
- Vragen nakijken (5 minuten)
- Afsluiter 

Slide 2 - Diapositive

Leerdoel

Je kan lichaamstaal en je stem op de juiste manier gebruiken.

Slide 3 - Diapositive

Startopdracht
timer
2:00

Slide 4 - Diapositive

Antwoorden startopdracht
1. Afbeelding A: schreeuwen.

Afbeelding B: fluisteren.
Afbeelding C: gebaren.

2. Eigen antwoord bijvoorbeeld: 

A: ‘Pas op!’ of ‘Help!’ of ‘Wie niet weg is, is gezien. Ik kom!’

B: ‘Heb je het al gehoord?’ of ‘Ik moet je een geheim vertellen ….’
C: ‘Hoe laat is het?’ of ‘Je hebt nog een paar minuten.’



Slide 5 - Diapositive

Antwoorden startopdracht
3. Eigen antwoord:

De jongen is geschrokken, want hij heeft zijn hand voor zijn mond en zijn ogen zijn groot.

4. Eigen antwoord:

Schreeuwen, want dan weet meteen iedereen dat er gevaar is. of: Fluisteren, want misschien is het in die situatie wel gevaarlijk om alarm te slaan.
of: Gebaren, als je te ver weg bent om je stem te laten horen.


Slide 6 - Diapositive

Uitleg
Als je kijkt of luistert naar een programma of filmpje, krijg je informatie. Je krijgt niet alleen informatie door wat de personen zeggen, maar ook door hoe ze het zeggen. Ook uit hun lichaamshouding, gebaren en gezichtsuitdrukking kun je veel informatie halen.

Slide 7 - Diapositive

Uitleg (let op de volgende punten)+ filmpje
- Intonatie (stemgebruik) – Op welke manier spreekt iemand? Welke woorden geeft hij extra nadruk en vindt hij dus belangrijk? Mompelt hij, praat hij op één toon of klinkt hij enthousiast?


- Houding – Hoe zit of staat iemand? Is hij zenuwachtig of heel ontspannen? Kijkt hij de ander(en) aan of kijkt hij om zich heen?

- Gebaren – Gebruikt hij zijn handen om wat hij zegt duidelijker te maken of om te laten zien dat hij iets leuk of interessant vindt?

- Gezichtsuitdrukking – Kun je aan het gezicht zien hoe iemand zich voelt? Fronst hij zijn wenkbrauwen, kijkt hij verbaasd of moet hij lachen?


Slide 8 - Diapositive

Opdracht 1 
- Lees de vragen. 

- Bekijk het fragment zonder geluid.

-Beantwoord de vragen 1,2 en 3. 
timer
2:00

Slide 9 - Diapositive

Opdracht 1 
- Lees de vragen. 

- Bekijk het fragment met geluid.

-Beantwoord de vragen 4, 5 en 6. 
timer
2:00

Slide 10 - Diapositive

Opdracht 2 
- Lees de vragen.

- Bekijk het fragment.

- Beantwoord de vragen.
timer
2:00

Slide 11 - Diapositive

Opdracht 3 
- Lees eerst de vragen.

- Bekijk het fragment.

- Beantwoord vragen. 
timer
2:00

Slide 12 - Diapositive

Antwoorden opdracht 1 
1. moe

2. Het juiste antwoord bevat:
Floortje slentert de laatste meters van haar tocht, ze kijkt vermoeid en ze wrijft met haar handen over haar gezicht.

3. Het juiste antwoord bevat:
Ze zet haar handen tegen haar mond.


Slide 13 - Diapositive

Antwoorden opdracht 1
4. Eigen antwoord:

Onduidelijk, want ze is heel moe en geeft zelf aan dat ze niet meer uit haar woorden komt.
of: Duidelijk, want ik kan haar goed verstaan, ondanks dat ze zelf zegt niet meer uit haar woorden te komen.

5. Het juiste antwoord bevat:

Ze zegt het (‘Oh jongens, zo blij om er te zijn.’) en je kunt het ook zien aan haar gezicht: ze glimlacht opgelucht.

6. A. Om duidelijk te maken wat ze zegt.



Slide 14 - Diapositive

Antwoorden opdracht 2 
1. serieus-  enthousiast - verbaasd - verontwaardigd

2. A intonatie

3. Het juiste antwoord bevat:
Ze is boos, omdat haar vriendin niets van haar liket op Facebook.

4. Ja





Slide 15 - Diapositive

Antwoorden opdracht 2 
5. Het juiste antwoord bevat bijvoorbeeld:
Loes lijkt wat toneel te spelen; ze doet iets overdreven.

of: Een filmpje van zo’n gesprek zet je niet op YouTube, behalve als het een toneelstukje is.

Slide 16 - Diapositive

Antwoorden opdracht 3 
1. 
a. waar
b. niet waar
c. waar
d. waar

2. Het juiste antwoord bevat:
Omdat hij daar (op straat) de basis wil laten zien van zijn nieuwe programma Kaaskop ofMocro.

Slide 17 - Diapositive

Antwoorden opdracht 3 
3.Het juiste antwoord bevat:


Ja, hij gebruikt zijn handen tijdens het spreken om duidelijk te maken dat hij het interessant vindt. Hij kijkt blij. Hij spreekt enthousiast en niet op één toon.

4. een identiteitscrisis

5. A

Slide 18 - Diapositive

Afsluiter
- We gaan het ochtendjournaal van het jeugdjournaal kijken. 

- Maak tijdens het kijken een samenvatting van dit journaal. 

Slide 19 - Diapositive