MP1DLa3 Unit 3 - Natuur

MP3 DLa
Woordenschat & Grammatica 
Unit 1 Natuur

1 / 32
suivant
Slide 1: Diapositive
NT2Middelbare schoolhavoLeerjaar 3

Cette leçon contient 32 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 60 min

Éléments de cette leçon

MP3 DLa
Woordenschat & Grammatica 
Unit 1 Natuur

Slide 1 - Diapositive

Plattegrond van een stad, de weg wijzen. Herhaling van woordenschat. 
 
Stad = cultuur, door de mens gemaakt. 
Nu verder met natuur.
Lidwoorden
  1. De (bepaald lidwoord)
  2. Het (bepaald lidwoord)
  3. Een (onbepaald lidwoord)

De vader en het kind zitten in een vliegtuig.



Slide 2 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Wat gaan we vandaag doen?
- Herhaling lidwoorden, zelfstandige naamwoorden, bijvoeglijke naamwoorden.


De grammatica en woordenschat hoort bij Natuur

Slide 3 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Zelfstandig naamwoord

Slide 4 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Bijvoeglijk naamwoord
Een bijvoeglijk naamwoord zegt iets over een zelfstandig naamwoord.
  • Het spannende boek.
  • De schitterende film.
  • Het kartonnen doosje.
  • De goede studenten.

Slide 5 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Wat zijn de werkwoorden?
A
De, het, een
B
Mooie, leuke, vieze
C
Doen, maken, lopen
D
Boek, kast, boom

Slide 6 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Wat zijn de lidwoorden?
A
De, het, een
B
Mooie, leuke, vieze
C
Doen, maken, lopen
D
Boek, kast, boom

Slide 7 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Wat zijn de bijvoeglijke naamwoorden?
A
De, het, een
B
Mooie, leuke, vieze
C
Doen, maken, lopen
D
Boek, kast, boom

Slide 8 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Wat zijn de zelfstandige naamwoorden?
A
De, het, een
B
Mooie, leuke, vieze
C
Doen, maken, lopen
D
Boek, kast, bomen

Slide 9 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Woordenschat Natuur. 
Ga met een groepje van 2 of 3 naar buiten en maak 20 foto's van de natuur. Maak een collage. Schrijf de Nederlandse woorden erbij. 
Je hebt 20 minuten de tijd. 

- Seizoen
- Oceaan
- Klimaat


- Weersverwachting
- Milieu
- Biologisch
- Regenwoud
- Vervuiling
- Afvalscheiding
- Landschap
- Uitsterven
- Recyclen

Slide 10 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Seizoen
Een periode van drie maanden.

- Lente
- Zomer
- Herfst
- Winter

Slide 11 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

De winter
De lente 
De zomer
De herfst

Slide 12 - Question de remorquage

een seizoen duurt drie maanden (3x 4= 12)
elk seizoen begint op de 21ste. 
Lente: 21 maart t/m 20 juni
Zomer: 21 juni t/m 20 september
Herfst: 21 september t/m 20 december
Winter: 21 december t/m 20 maart
Oceaan
Groot wateroppervlakte

Grote Oceaan, Stille Oceaan

meer < zee < oceaan

Slide 13 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

De Atlantische oceaan is net zo groot als de Middellandse Zee.
A
juist
B
onjuist

Slide 14 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Klimaat
De gemiddelde weertoestand over een periode. Hoeveel wind is er, hoe warm is het?

In Nederland is een ander klimaat dan in Spanje.

Slide 15 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Het klimaat is hetzelfde als het weer.
A
juist
B
onjuist

Slide 16 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Weersverwachting
Hoe warm gaat het worden? Gaat het morgen regenen?

Slide 17 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Het is de hoogste tijd dat het mooi weer wordt.
A
juist
B
onjuist

Slide 18 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Milieu
De natuurlijke omgeving. 

"We moeten goed zorgen voor het milieu. 
Eet niet te veel vlees. 
Rijd niet te vaak in de auto. Gooi je afval goed weg."

Slide 19 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Minder vlees eten is goed voor het milieu.
A
juist
B
onjuist

Slide 20 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Biologisch
Producten die gemaakt zijn, waar rekening is gehouden met de natuur en de dieren.

Slide 21 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Biologische eieren zijn beter voor het milieu.
A
juist
B
onjuist

Slide 22 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Regenwoud
Een heel groot bos, waar het veel regent.

Slide 23 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

In deze bioom regent het erg weinig.
A
juist
B
onjuist

Slide 24 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Vervuiling
Het woord 'vuil' betekent vies. Vervuiling is dus vies maken. 

Plastic op straat gooien is vervuiling van het milieu

Slide 25 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Afvalscheiding
Door goed je afval te scheiden, is er minder vervuiling.
Scheiden betekent dat je het uit elkaar haalt.
Papier doe je in de papiercontainer. En plastic in de grijze container.

Slide 26 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Doen jullie thuis aan afvalscheiding?
A
ja
B
nee

Slide 27 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Recyclen
Recyclen is het opnieuw gebruiken van materiaal.

Glas, plastic en papier kan opnieuw worden gebruikt.

Slide 28 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Wat kun je allemaal recyclen?

Slide 29 - Carte mentale

Cet élément n'a pas d'instructions

Uitsterven
Als iets zich niet voortplant, dan sterft het uit. 
Het houdt op met bestaan. 
Het leeft niet meer en komt niet meer terug.

Slide 30 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Landschap
Hoe de omgeving eruit ziet.

Het landschap van Nederland is plat, groen en heeft veel water. 

Slide 31 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Hoe ziet het landschap eruit in jouw land? (tekst + plaatje)

Slide 32 - Question ouverte

Cet élément n'a pas d'instructions