Schaarste, Alternatief aanwendbaar en Productiefactoren

Schaarste, Alternatief aanwendbaar en Productiefactoren
1 / 17
suivant
Slide 1: Diapositive

Cette leçon contient 17 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

Éléments de cette leçon

Schaarste, Alternatief aanwendbaar en Productiefactoren

Slide 1 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Leerdoelen
Aan het einde van deze les kun je uitleggen wat schaarste is, alternatief aanwendbaar, productiefactoren en kun je een budgetlijn tekenen.

Slide 2 - Diapositive

Introduceer de les door de leerdoelen te benoemen.
Wat weet je al over schaarste, alternatief aanwendbaar en productiefactoren?

Slide 3 - Carte mentale

Cet élément n'a pas d'instructions

Schaarste
Schaarste betekent dat er niet genoeg middelen zijn om aan alle behoeften te voldoen. Bijvoorbeeld, er zijn niet genoeg bananen voor iedereen.

Slide 4 - Diapositive

Leg uit wat schaarste betekent en geef een voorbeeld.
Alternatief aanwendbaar
Alternatief aanwendbaar betekent dat middelen op verschillende manieren kunnen worden gebruikt. Bijvoorbeeld, een stuk land kan worden gebruikt voor de landbouw of om huizen te bouwen.

Slide 5 - Diapositive

Leg uit wat alternatief aanwendbaar betekent en geef een voorbeeld.
Productiefactoren
Productiefactoren zijn middelen die worden gebruikt om goederen en diensten te produceren. Er zijn vier productiefactoren: arbeid, kapitaal, natuur en ondernemerschap.

Slide 6 - Diapositive

Leg uit wat productiefactoren zijn en noem de vier verschillende productiefactoren.
Arbeid
Arbeid is de menselijke inzet die wordt gebruikt om goederen en diensten te produceren. Bijvoorbeeld, een bouwvakker die een huis bouwt.

Slide 7 - Diapositive

Leg uit wat arbeid is en geef een voorbeeld.
Kapitaal
Kapitaal zijn de middelen die worden gebruikt bij de productie van goederen en diensten, zoals machines en gereedschap.

Slide 8 - Diapositive

Leg uit wat kapitaal is en geef een voorbeeld.
Natuur
Natuurlijke hulpbronnen zoals land, water en mineralen worden gebruikt bij de productie van goederen en diensten.

Slide 9 - Diapositive

Leg uit wat natuur is en geef een voorbeeld.
Ondernemerschap
Ondernemerschap is het proces van het organiseren van middelen om goederen en diensten te produceren. Bijvoorbeeld, een ondernemer die een nieuw bedrijf start.

Slide 10 - Diapositive

Leg uit wat ondernemerschap is en geef een voorbeeld.
Budgetlijn
Een budgetlijn toont de verschillende combinaties van twee producten die kunnen worden gekocht met een beperkt budget.

Slide 11 - Diapositive

Leg uit wat een budgetlijn is en waarom het nuttig is.
Budgetlijn tekenen
Teken een budgetlijn voor het kopen van appels (€1 per stuk) en peren (€2 per stuk) met een budget van €10.

Slide 12 - Diapositive

Laat de leerlingen oefenen met het tekenen van een budgetlijn.
Invloed op de budgetlijn
Veranderingen in de prijs van een product of inkomsten hebben invloed op de budgetlijn.

Slide 13 - Diapositive

Leg uit dat veranderingen in de prijs van een product of inkomsten invloed hebben op de budgetlijn en geef een voorbeeld.
Samenvatting
Schaarste betekent dat er niet genoeg middelen zijn om aan alle behoeften te voldoen. Middelen kunnen op verschillende manieren worden gebruikt. De vier productiefactoren zijn arbeid, kapitaal, natuur en ondernemerschap. Een budgetlijn toont de verschillende combinaties van twee producten die kunnen worden gekocht met een beperkt budget.

Slide 14 - Diapositive

Vat de belangrijkste punten van de les samen.
Schrijf 3 dingen op die je deze les hebt geleerd.

Slide 15 - Question ouverte

De leerlingen voeren hier drie dingen in die ze in deze les hebben geleerd. Hiermee geven ze aan wat hun eigen leerrendement van deze les is.
Schrijf 2 dingen op waarover je meer wilt weten.

Slide 16 - Question ouverte

De leerlingen voeren hier twee dingen in waarover ze meer zouden willen weten. Hiermee vergroot je niet alleen betrokkenheid, maar geef je hen ook meer eigenaarschap.
Stel 1 vraag over iets dat je nog niet zo goed hebt begrepen.

Slide 17 - Question ouverte

De leerlingen geven hier (in vraagvorm) aan met welk onderdeel van de stof ze nog moeite. Voor de docent biedt dit niet alleen inzicht in de mate waarin de stof de leerlingen begrijpen/beheersen, maar ook een goed startpunt voor een volgende les.