B5: Uithoudingsvermogen

1 / 39
suivant
Slide 1: Diapositive
ScienceMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

Cette leçon contient 39 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 1 vidéo.

time-iconLa durée de la leçon est: 50 min

Éléments de cette leçon

Slide 1 - Diapositive

Slide 2 - Diapositive

B5: Uithoudingsvermogen

Slide 3 - Diapositive

TOETS
  • Datum: Woensdag 22 januari 
  • Tijd: 10.00 - 10.50 uur
  • Leren Module 3: B2, B3, B4 (t/m blz. 31) en B5 + opdrachten + aantekeningen 

Slide 4 - Diapositive

Deze les:
  • Reactieschema voor verbranding opstellen.
  • In een afbeelding van het menselijk lichaam de onderdelen van het ademhalingsstelsel benoemen.
  • Uitleggen hoe de gaswisseling in de longblaasjes plaatsvindt.
  • In een grafiek het longvolume aflezen.

Slide 5 - Diapositive

10 min Stil lezen
Lezen B5

Klaar?
Maken opdracht 66, 67, 69, 70, 71 en 72

Slide 6 - Diapositive

verbranding in je lichaam

Slide 7 - Diapositive

Zuurstof is een bepalende factor voor het leven van organismen op aarde. 
Alle cellen in ons lichaam zijn in staat om brandstofmoleculen (koolhydraten,
vetten en eiwitten) te verbranden met behulp van zuurstof. 
Dit is geen directe verbranding met vuur, het verloopt via heel veel stappen. Hierbij komt koolstofdioxide (CO2) en energie (grotendeels in de vorm van warmte) vrij. 

De energie wordt gebruikt voor verschillende lichaamsfuncties: 
  • spieractiviteit
  • hersenactiviteit
  • onderhoud,   enz. 

Hoe komen wij dan aan zuurstof?

Slide 8 - Diapositive

Deze les:
  • Reactieschema voor verbranding opstellen.
  • In een afbeelding van het menselijk lichaam de onderdelen van het ademhalingsstelsel benoemen.
  • Uitleggen hoe de gaswisseling in de longblaasjes plaatsvindt.
  • In een grafiek het longvolume aflezen.

Slide 9 - Diapositive

Waar halen we onze zuurstof vandaan?

Slide 10 - Diapositive

Deze les:
  • Reactieschema voor verbranding opstellen.
  • In een afbeelding van het menselijk lichaam de onderdelen van het ademhalingsstelsel benoemen.
  • Uitleggen hoe de gaswisseling in de longblaasjes plaatsvindt.
  • In een grafiek het longvolume aflezen.

Slide 11 - Diapositive

Vitale Capaciteit
Vitale capaciteit van een volwassene is gem. 5 L
Bij een duursporter kan de vitale capaciteit wel 8 L zijn!

Slide 12 - Diapositive

Huiswerk
1F Maandag 13 januari 3de uur
1G Maandag 13 januari 2de uur

Leren B5
Maken opdracht 66, 67, 69, 70, 71 en 72

Slide 13 - Diapositive

Hoe verloopt de verbranding van glucose?
A
glucose + koolstofdioxide -> energie + zuurstof + water
B
glucose + zuurstof -> energie + koolstofdioxide + water
C
water + koolstofdioxide + energie -> zuurstof + glucose
D
glucose + koolstofdioxide + energie -> zuurstof + water

Slide 14 - Quiz


Welk orgaanstelsel wordt
hier weergegeven?
A
Beenderstelsel
B
Bloedvatenstelsel
C
Ademhalingsstelsel
D
Verteringsstelsel

Slide 15 - Quiz

De weg van de neusademhaling in de juiste volgorde is?
A
neus, bronchie, luchtpijp, longblaasjes
B
neus, bronchie, longblaasjes, luchtpijp
C
neus, luchtpijp, bronchie, longblaasjes
D
neus, luchtpijp, longblaasjes, bronchie

Slide 16 - Quiz

Letter G =
A
Longblaasje
B
Luchtpijp
C
Luchtpijptakje
D
Strottenhoofd

Slide 17 - Quiz

Waarom gaat de gaswisseling in de longen snel?
A
Groot oppervlak van de longblaasjes
B
Dunne wand van de longblaasjes
C
Groot oppervlak en dunne wand van de longblaasjes
D
Dunne wand longblaasjes en snel in en uit ademen

Slide 18 - Quiz

Waarin vertakt de luchtpijp
A
Bronchiën
B
Longblaasjes
C
Keelholte
D
Strottenhoofd

Slide 19 - Quiz

Waar vindt gaswisseling plaats?
A
Longblaasjes
B
Longen
C
Bronchiën
D
Mondholte

Slide 20 - Quiz

Je luchtpijp bestaat uit...
A
Kraakbeenringen
B
Bronchiën
C
Longblaasjes

Slide 21 - Quiz

In de longblaasjes vindt gaswisseling plaats.
Welke zin beschrijft
wat er gebeurt bij deze gaswisseling?

A
Zuurstof gaat vanuit het bloed in de longblaasjes.
B
Koolstofdioxide gaat vanuit de longblaasjes in het bloed.
C
Zuurstof gaat vanuit de longblaasjes in het bloed.
D
Koolstofdioxide gaat vanuit het bloed in de longblaasjes.

Slide 22 - Quiz

In welk onderdeel kan zuurstof in het bloed komen?
A
Longen
B
Luchtpijp
C
Bronchiën
D
Longblaasjes

Slide 23 - Quiz

vormen een netwerk van kleine bloedvaatjes om de longblaasjes
A
aders
B
slagaders
C
haarvaten
D
aorta

Slide 24 - Quiz

Zuurstof gaat vanuit het bloed in de longblaasjes.
A
juist
B
onjuist

Slide 25 - Quiz

De wanden van de longblaasjes en haarvaten zijn dik
A
waar
B
niet waar

Slide 26 - Quiz

Koolstofdioxide gaat vanuit het bloed naar de lucht in de longblaasjes.
A
juist
B
onjuist

Slide 27 - Quiz

Deze vertakkingen van de longen heten...
A
Longkwabben
B
Longblaasjes
C
Luchtpijpjes
D
Strottenhoofd

Slide 28 - Quiz

Uitgeademde lucht bevat ..... zuurstof dan de lucht in de longblaasjes.
A
evenveel
B
meer
C
minder

Slide 29 - Quiz

Hoe komt het dat in de longblaasjes een makkelijke gaswisseling plaats vind?
A
door de dunne wand
B
doordat je hart bloed maar je longen pompt
C
doordat het kleine blaasjes zijn
D
doordat de longblaasjes totaal een grote oppervlakte hebben

Slide 30 - Quiz

Bloed dat naar de longblaasjes toestroomt is:




A
Zuurstofarm en koolstofdioxide rijk
B
Zuurstofrijk en koolstofdioxide arm
C
Zuurstofarm en koolstofdioxide arm
D
Zuurstofrijk en koolstofdioxide rijk

Slide 31 - Quiz

Welke stof in sigaretten rook zorgt ervoor dat zuurstof niet uitgewisseld kan worden in de longblaasjes
A
Koolstofdioxide
B
Koolstofmono-oxide
C
Nicotine
D
Zuurstof

Slide 32 - Quiz

Waar is de wand verstevigd met hoefijzervormig kraakbeen.
A
in de kleine luchtwegen
B
in de longblaasjes
C
in de gehele luchtpijp en de bronchien

Slide 33 - Quiz

Welke tussenribspieren trekken samen om het volume van de longblaasjes sterk te verkleinen.
A
Alleen de binnenste tussenribspieren
B
Alleen de buitenste tussenribspieren
C
Of zowel de binnen- als de buitenribspieren.

Slide 34 - Quiz

Waar blijft het teer wat in sigaretten zit?
A
In de luchtpijp
B
Dat blaas je uit
C
Het blijft achter in de longblaasjes
D
Het valt samen met het as van de sigaret

Slide 35 - Quiz

Hoe groot is de vitale capaciteit van een gemiddelde volwassen persoon ongeveer?
A
1 liter
B
3 liter
C
5 liter
D
6,5 liter

Slide 36 - Quiz

1: De vitale capaciteit is de hoeveelheid lucht
die (1) per ademhaling kan worden in – of uitgeademd

2. Je vitale capaciteit is (2) dan je longvolume

A
1: maximaal 2: groter
B
1: minimaal 2: groter
C
1: maximaal 2: kleiner
D
1: minimaal 2: kleiner

Slide 37 - Quiz

Slide 38 - Vidéo

Slide 39 - Lien