mens en maatschappijVoortgezet speciaal onderwijsLeerroute 1
Cette leçon contient 23 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 1 vidéo.
La durée de la leçon est: 45 min
Éléments de cette leçon
Slide 1 - Diapositive
Wat hebben jullie tijdens de vorige les geleerd?
Slide 2 - Carte mentale
Wat gaan we vandaag leren?
We leren over: Omgang met klanten.
Hoe je een winkel aantrekkelijk maakt.
Productkennis.
Slide 3 - Diapositive
Hoe ga je om met klanten?
Wees bereikbaar.
Wees beleefd en respectvol.
Doe wat u belooft.
Luister goed en vraag door als niet duidelijk is wat de klant precies nodig heeft.
Geef persoonlijke aandacht en toon interesse in de klant.
Wees vakkundig.
Wees flexibel.
Slide 4 - Diapositive
Inpakken en afrekenen
Een klant rekent af bij de balie. De prijs van het product wordt aangeslagen op de kassa. Als een klant een aankoop als cadeau wil dan wordt het feestelijk ingepakt.
Slide 5 - Diapositive
Slide 6 - Vidéo
Klassen gesprek over het filmpje
Slide 7 - Diapositive
Producten controleren
In een winkel werk je met verse producten. Je moet deze controleren op de houdbaarheidsdatum.
THT = Ten minste houdbaar tot
TGT = Te gebruiken tot.
Slide 8 - Diapositive
Een sfeervolle winkel
Sfeervol betekent dat je een winkel aantrekkelijk en goed en netjes inricht.
Slide 9 - Diapositive
Decoraties voor seizoenen en thema's
Een winkel maakt de winkel aantrekkelijk door rekening te houden met de seizoenen of feestdagen.
Seizoenen: Zomer, Winter, Herfst en Lente.
Feestdagen: Sinterklaas, kerst, oud en nieuw etc.
Slide 10 - Diapositive
THT en TGT
Slide 11 - Diapositive
Wat betekent THT
Slide 12 - Question ouverte
Wat betekent THT
A
Tuin huis tuin
B
Tenminste houdbaar tot
C
Tot huishouden toe
D
Te gebruiken tot.
Slide 13 - Quiz
Wat betekent TGT
Slide 14 - Question ouverte
Wat betekent TGT
A
Tenminste houdbaar tot
B
Te gebruiken tot
C
Thuis gelukkig toveren
D
Te gebruiken thuis
Slide 15 - Quiz
Waarom moet je producten controleren?
Slide 16 - Question ouverte
Waarom moet je producten controleren?
A
Om te kijken of ze nog goed zijn
B
Om te proeven
C
Om te kijken of je het lekker vindt.
Slide 17 - Quiz
Noem vier punten hoe je omgaat met klanten?
Slide 18 - Question ouverte
Wat betekent sfeervol?
Slide 19 - Question ouverte
Wat betekent sfeervol?
A
gezellig en een goede sfeer
B
Zonder gezelligheid
C
Iets moois
D
Leuk
Slide 20 - Quiz
Wat zou jij doen als een klant boos naar jou reageert?
Slide 21 - Question ouverte
Wat heb je tijdens deze les geleerd?
Slide 22 - Question ouverte
Vooruitblik
Tijdens de volgende les leren jullie over het werken in een bloemisterij.