§7.2 Onstaan van nieuwe soorten

• Biologie
• Middelbare school
• vwo
• Leerjaar 5

§7.2 Onstaan van nieuwe soorten

evolutie

Charles Darwin: On the origin of species

  - (genetische)variatie in een populatie

- meer nakomelingen dan "nodig"

                     - selectiedruk door de natuurlijke omgeving

- overlevingskansen

- nakomelingen

aanwijzingen evolutie theorie van Darwin

- geologische vondsten

- homologe bouw, homologe organen

- rudimentaire organen

- embryologische ontwikkeling

- (neodarwinisme) DNA- onderzoek

co-evolutie

Bij soorten die een voedselrelatie hebben.

(predator/prooi of producent/consument)

Een verandering in een eigenschap bij de ene soort veroorzaakt een grotere selectiedruk op de andere soort.

Voorbeeld: betere schutkleur, betere ogen

Hard rennen

Soortvorming

Allopatrische soortvorming = in van elkaar gescheiden gebieden

Sympatrische soortvorming = in hetzelfde gebied

allopatrische soortvorming

In de loop van de tijd worden dit verschillende soorten (ander DNA) door genetic drift en/of verschil in natuurlijke selectiedruk.

genetic drift

verandering in allel frequenties in een populatie

in kleine populaties

toeval

sympatrische soortvorming

voorkeur voor bepaald voedsel

voorkeur voor dag of nacht

Weide leeuwerik in de US

          evolutie door seksuele selectie

• (voortplantings) gedrag is erfelijk + vaak kiezen vrouwtjes hun partner
• bepaalde erfelijke eigenschappen hebben voordeel (bv lange staart)
• nageslacht van vrouwtjes met voorkeur voor lange staart hebben meer kans.
  
• Zonen hebben lange staart en dochters hebben een voorkeur voor lange staart.
  

• = > zichzelf versterkend effect                                                           
  

natuurlijke selectie <=> kunstmatige selectie

veeteelt, plantenverdeling

Niet de natuurlijke omgeving, maar de mens bepaalt welke individuen zich mogen voortplanten.