THEMA 7 WEEK 2 LES 7

1 / 27
suivant
Slide 1: Diapositive
TaalBasisschoolGroep 6

Cette leçon contient 27 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 15 min

Éléments de cette leçon

Slide 1 - Diapositive

Hoe zitten we erbij?
😒🙁😐🙂😃

Slide 2 - Sondage

Aan het einde van de les kunnen jullie persoonlijke voornaamwoorden herkennen en benoemen in een zin. 

Lesdoel

Slide 3 - Diapositive

Fredik gaat na school niet naar huis toe. Fredik gaat eerst voetballen met zijn vrienden. Fredik doet dat elke vrijdag omdat Fredik dat heel erg leuk en gezellig vindt. 

Slide 4 - Diapositive


Deze les hebben we geleerd wat gezondheid is. Volgende keer aan we het hebben over een gezonde leefstijl
Wat vind jij van deze zin?
Fredik gaat na school niet naar huis toen. Fredik gaat eerst voetballen met zijn vrienden. Fredik doet dat elke vrijdag omdat Fredik dat heel erg leuk en gezellig vindt. 
(0 = heel slecht                10 = heel goed)
010

Slide 5 - Sondage

Hoe zou je deze zin beter kunnen maken?
Fredik gaat na school niet naar huis toe. Fredik gaat eerst voetballen met zijn vrienden. Fredik doet dat elke vrijdag omdat Fredik dat heel erg leuk en gezellig vindt.

Slide 6 - Question ouverte

Fredik gaat na school niet naar huis toen. Hij gaat eerst voetballen met zijn vrienden. Hij doet dat elke vrijdag omdat hij dat heel erg leuk en gezellig vindt. 

Slide 7 - Diapositive

Slide 8 - Diapositive

Voorbeelden van zelfstandig naamwoorden

Slide 9 - Carte mentale

Fredik gaat na school niet naar huis toen. Fredik gaat eerst voetballen met zijn vrienden. Fredik doet dat elke vrijdag omdat Fredik dat heel erg leuk en gezellig vindt. 
Fredik gaat na school niet naar huis toen. Hij gaat eerst voetballen met zijn vrienden. Hij doet dat elke vrijdag omdat hij dat heel erg leuk en gezellig vindt. 

Slide 10 - Diapositive

Let op!!
Ik ben blij met haar cadeau.

antwoord: Ik, haar

Slide 11 - Diapositive

Wat zijn in deze zin de persoonlijke voornaamwoorden?
Hij loopt naast haar.
A
naast, haar
B
hij, naast
C
hij, loop
D
hij, haar

Slide 12 - Quiz

Wat is in deze zin het persoonlijk voornaamwoord?
Maak je deze vraag goed?
A
je
B
goed
C
deze
D
vraag

Slide 13 - Quiz

Voorbeeldvraag
Schrijf de persoonlijke voornaamwoorden.

Heel de wereld juicht je toe.

Slide 14 - Diapositive

Voorbeeldvraag
Schrijf de persoonlijke voornaamwoorden.

Heel de wereld juicht je toe.

Slide 15 - Diapositive

Schrijf de persoonlijke voornaamwoorden op uit de zin.
Ik kwam de kamer binnen en zag haar.

Slide 16 - Question ouverte

Schrijf de persoonlijke voornaamwoorden op uit de zin.
Ze trokken het standbeeld omver en gooiden het weg.

Slide 17 - Question ouverte

Hoe ervaar jij dit onderwerp?
Super makkelijk! Ik maak de extra moeilijke vragen.
Best wel makkelijk maar ik moet wel even goed nadenken.
Soms makkelijk, soms moeilijk. Ik moet de uitleg nog een keer lezen.
Best lastig. Ik wil misschien extra hulp en oefening.
Heel moeilijk! Ik wil sowieso nog meer uitleg.

Slide 18 - Sondage

timer
5:00
Via google classroom ga je naar de link om de opdrachten te maken.
De blauwe opdrachten is voor extra oefeningen. Die mag je maken.
De paarse opdrachten maakt iedereen!
De gele opdrachten zijn extra moeilijke opdrachten. Die mag je maken.
Heb je een vraag? Gebruik je vraagkaartje
Klaar? Aan je weektaak!

Slide 19 - Diapositive

Uitleg
Bij de volgende opdrachten moet je het persoonlijke voornaamwoord in de zin opschrijven.

Voorbeeld:
We hadden vandaag bezoek van een echte schrijver.

Antwoord: We

Slide 20 - Diapositive

Schrijf het persoonlijk voornaamwoord op.

We hadden vandaag bezoek van een echte schrijver.

Slide 21 - Question ouverte

Schrijf het persoonlijk voornaamwoord op.

Hij heet Ted van Lieshout.

Slide 22 - Question ouverte

Schrijf het persoonlijk voornaamwoord op.

Met open mond luisterde ik naar zijn prachtige gedichten.

Slide 23 - Question ouverte

Schrijf het persoonlijk voornaamwoord op.

Je kon een speld horen vallen.

Slide 24 - Question ouverte

Schrijf het persoonlijk voornaamwoord op.

Zo stil was het in de klas.

Slide 25 - Question ouverte

Schrijf het persoonlijk voornaamwoord op.

"Was u dat jongetje?" vroeg de juf na afloop

Slide 26 - Question ouverte

Schrijf de persoonlijke voornaamwoorden op.

Slide 27 - Question ouverte