Redactiesommen les 25 en 26

Nieuwe verhaaltjessommen 
20 sommen
Werk zonder rekenmachine
Werk mét kladblaadje

Succes
1 / 21
suivant
Slide 1: Diapositive
RekenenMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 1

Cette leçon contient 21 diapositives, avec quiz interactifs et diapositive de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 15 min

Éléments de cette leçon

Nieuwe verhaaltjessommen 
20 sommen
Werk zonder rekenmachine
Werk mét kladblaadje

Succes

Slide 1 - Diapositive

Vader koopt een brommer van €575,-. Hij krijgt €80,- korting.
Hoeveel moet hij betalen?
A
€655
B
€595
C
€495
D
€395

Slide 2 - Quiz

Een straaljager vliegt 1400 km per uur. Hoeveel km vliegt deze straaljager in
5 uur?
A
905 km
B
1405 km
C
6000 km
D
7000 km

Slide 3 - Quiz

In een nieuwe wijk staan 244 huizen. Er worden 68 huizen bij gebouwd.
Hoeveel huizen staan er dan?
A
178
B
188
C
312
D
302

Slide 4 - Quiz

Hoe schrijf je dit getal in cijfers?
duizendzes
A
6001
B
1006
C
106
D
601

Slide 5 - Quiz

Mijn zus verdient in 6 weken €2400.
Hoeveel verdient zij per week?
A
€24
B
€240
C
€400
D
€600

Slide 6 - Quiz

Een pak van 6 koeken kost €1,80.
Hoeveel kost 1 koek?
A
€0.10
B
€0.30
C
€0.36
D
€0.25

Slide 7 - Quiz

Hoeveel zijn: 6 briefjes van €20,- meer dan 6 briefjes van €10,-
A
€120
B
€30
C
€180
D
€60,-

Slide 8 - Quiz

Om 18.45 begint het jeugdjournaal. Dat duurt een kwartier. Hoe laat is het journaal afgelopen?
A
19.03
B
19.15
C
19.30
D
19.00

Slide 9 - Quiz

Een weiland is 100 m lang en 60 m breed. Wat is de omtrek?
A
160 m
B
220 m
C
260 m
D
320 m

Slide 10 - Quiz

Een groenteman koopt een kist met 80 sinaasappels. Één vierde deel is rot. Hoeveel sinaasappels zijn er goed?
A
100
B
82
C
60
D
6

Slide 11 - Quiz

In een straat staan 434 huizen. Hiervan worden er 50 afgebroken. Hoeveel huizen blijven er staan?
A
834
B
394
C
384
D
484

Slide 12 - Quiz

In de vakantie fietsen wij gemiddeld 50km per dag. Hoeveel km fietsen we in 8 dagen?
A
400 km
B
58 km
C
320 km
D
68 km

Slide 13 - Quiz

Een boer verkoopt in 5 dagen 255 eieren. Hoeveel eieren verkoopt hij gemiddeld op één dag?
A
250
B
51
C
260
D
61

Slide 14 - Quiz

In het ene dorp wonen 666 mensen. Het andere dorp telt 720 inwoners. Hoeveel mensen wonen er in totaal?
A
1286
B
1086
C
1386
D
54

Slide 15 - Quiz

Ellen spaart munten. Ze heeft 16 munten van 1 euro, en 32 munten van 2 euro. Hoeveel geld heeft zij?
A
€64
B
€80
C
€3
D
€76

Slide 16 - Quiz

Hoe schrijf je dit getal in cijfers?
Duizendzevenenveertig.
A
1147
B
1004
C
7001
D
1047

Slide 17 - Quiz

Wij eten altijd om 12.00. Daar doen we 25 minuten over. Hoe laat zijn we klaar met eten?
A
5 voor half 1
B
5 over half 1
C
5 over half 2
D
5 voor half 2

Slide 18 - Quiz

19 september valt op een dinsdag. Op welke dag valt 30 september?
A
vrijdag
B
zaterdag
C
zondag
D
maandag

Slide 19 - Quiz

Wat is de 5 waard in het getal 567?
A
5
B
50
C
500

Slide 20 - Quiz

Als ik 12 cakejes maak in deze bakvorm. Welk deel is dan gevuld?
A
1/12
B
1/2
C
1/3
D
1/4

Slide 21 - Quiz