TEFL8_finale

vakdidactische theorie- TEFL
1 / 38
suivant
Slide 1: Diapositive
LanguageHBOStudiejaar 3

Cette leçon contient 38 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

Éléments de cette leçon

vakdidactische theorie- TEFL

Slide 1 - Diapositive

Leerdoelen
  • je kunt aangeven met welke termen je voldoende, onvoldoende of niet bekend bent
  • je kunt aangeven of jouw lessen/manier van lesgeven gebaseerd is op vakdidactische kennis.
  • je kunt aangeven welke kennis je nog moet herlezen

Slide 2 - Diapositive

Visievorming:
Met welk van de onderstaande uitspraken ben je het meeste eens?
A
taal is een middel en een vaardigheid
B
taal is een middel en kennis
C
taal is een doel en een vaardigheid
D
taal is een doel en kennis

Slide 3 - Quiz

welk aspect van CTO zit zeker in jouw visie op het leren van een vreemde taal?

Slide 4 - Carte mentale

CTO= communicatief talen onderwijs
Mogelijke aspecten die je kunt noemen: 
  • gericht op de communicatie; op het overbrengen van de boodschap en veel (mondelinge) interactie.
  • gericht op het gebruik van de taal
  • meer/evenveel aandacht voor de inhoud als voor de vorm
  • gericht op eigen belevingswereld, persoonlijke/herkenbare inhoud
  • authentieke teksten, gericht op de inhoud

Slide 5 - Diapositive

bekijk dit voorbeeld

Slide 6 - Diapositive

Met deze voorbeeldzinnen kun je voorkeuren en meningen aangeven.
Hier is sprake van:
A
taalfuncties
B
taal strategieën
C
taalsituaties
D
taalrollen

Slide 7 - Quiz

Slide 8 - Diapositive

bekijk deze informatie uit een leergang

Slide 9 - Diapositive

van welk soort strategie is hier sprake?
Bekijk Kwakernaak blz. 32 voor meer informatie
A
taalleerstrategie
B
taalgebruikstrategie

Slide 10 - Quiz

hoe lezen leerlingen?
In je lessen zul je merken dat niet alle leerlingen even "effectief" lezen; sommige lezen woord voor woord (vaak dus te langzaam en krijgen hierdoor te weinig beeld van de hele tekst) 
en  anderen lezen te snel en krijgen de details niet mee. 
Wat kun jij doen in de les? 
bottom-up
top-down

Slide 11 - Diapositive

Een leerling leest top-down.
Welke advies zou je de leerling geven om een tekst beter te kunnen begrijpen?

Slide 12 - Question ouverte

Tips voor lezen:
Als leerlingen te vluchtig/globaal lezen (top-down) kun je als tips geven: rustig lezen, houd je vinger bij het woord dat je leest, houd een blaadje onder de regel die je leest, lees elke regel 2 keer, stop even na elke zin, onderstreep belangrijke informatie, lees (zachtjes) hardop voor jezelf, etc.

Slide 13 - Diapositive

Tips voor lezen:
Als leerlingen te fragmentarisch/langzaam lezen (bottom-up) kun je als tips geven: sneller lezen, doorlezen, binnen een bepaalde tijd lezen, lees (zachtjes) hardop samen met een klasgenoot, etc.

Slide 14 - Diapositive

Als je aan iemand in het kort vertelt waar een film over gaat, ben je vooral bezig met:
A
weergeven
B
samenvatten
C
interpreteren
D
A, B en C

Slide 15 - Quiz

Jouw VMBO klas moeten twee brieven vergelijken en aangeven welke formeel is en welke informeel. Zijn de leerlingen bezig met weergeven, samenvatten of interpreteren?
A
weergeven
B
samenvatten
C
interpreteren

Slide 16 - Quiz

zoekend of structurerend?
  • een brochure of een aankondiging lees of beluister je zoekend: want je bent gericht "op zoek naar'' informatie.

  • een verhaal of een serie lees of bekijk/beluister je structurerend, want je volgt de "rode draad" in het verhaal (van begin tot eind).

Slide 17 - Diapositive

Welke luistermanier gebruik je om naar een instructie voor een recept te luisteren?
A
Globaal luisteren
B
Zoekend/selectief luisteren
C
Structurerend luisteren

Slide 18 - Quiz

Je wilt een vakantiehuisje boeken en je kijkt op de site van een camping naar de prijzen. Met welk soort lezen ben je bezig?
A
structurerend
B
zoekend (selectief)

Slide 19 - Quiz

Een bestaande luister- of leestekst kun je makkelijker/moeilijker maken door de parameters aan te passen.

Slide 20 - Diapositive

lees/luisterdoel
Tempo
van te voren bedenken de leerlingen welke woorden bij dit thema horen
ipv meerkeuze vragen, de leerlingen vragen naar " wie praten en waar zijn ze"?
van te voren een filmpje bekijken over dit onderwerp
een tutorial tussentijds stoppen en tussendoor vragen stellen over vervolg
inhoudelijke moeilijkheidsgraad
talige moelijkheidsgraad

Slide 21 - Question de remorquage

Zet in chronologische volgorde van lesopbouw
activeren inhoudelijke of talige voorkennis
presentatie: bijv. zelf lezen, 2 keer luisteren
globaal tekstbegrip
bespreek essentiële woorden voor tekstbegrip
lees/luister instructie
gedetailleerd tekstbegrip
moeilijke woorden bespreken

Slide 22 - Question de remorquage

Het hardop laten voorlezen van een tekst door een leerling is vooral goed voor:
A
het tekstbegrip
B
de uitspraak
C
tempo lezen
D
klank-tekenkoppeling

Slide 23 - Quiz

Welk van de volgende is het minst effectief om de leesvaardigheid te verbeteren:
A
veel meerkeuze vragen oefenen
B
vergroten van de receptieve woordenschat
C
aanleren van lees strategieën
D
veel leeskilometers maken

Slide 24 - Quiz

Kwakernaak, blz. 295
Hoe en hoe goed moet je woorden (her)kennen?

Slide 25 - Diapositive

voorbeeld oefening

Slide 26 - Diapositive

op welke manier wordt hier de woordenschat geoefend?
is het een pregnante context? 
(pregnant = betekenisvol)
A
receptief zonder context
B
receptief met context
C
productief zonder context
D
productief met context

Slide 27 - Quiz

een effectieve manier van uitspraak aanleren en oefenen is..
A
het hardop voorlezen van teksten
B
het naspreken van een gesproken voorbeeld
C
het veel luisteren naar de docent die Engels spreekt
D
het veel luisteren naar Engelse filmpjes

Slide 28 - Quiz

noem één reden waarom
taalproductie (in)spannender is
voor leerlingen (dan taalreceptie)

Slide 29 - Carte mentale

De leerlingen moet door het vertalen van zinnen een email schrijven.
Hier is sprake van:
A
deelvaardigheid
B
schrijfvaardigheid

Slide 30 - Quiz

Slide 31 - Diapositive

Schrijfvaardigheid in het taalproductiemodel
Je geeft je leerlingen de opdracht om een sinterklaasgedicht te schrijven voor een klasgenoot. Het gedicht mag niet kwetsend zijn, moet minimaal 4 regels bevatten en het moet rijmen.

Welke processen komen daar bij kijken?
Koppel de handeling aan de juiste plaats in het productiemodel.


Slide 32 - Diapositive

Conceptualizer
Formulator
Lexicon
Articulator
De juiste woorden zoeken
Emotie voor een gedicht bepalen
Gedicht hardop lezen ter controle
De volgorde van de woorden in de zin bepalen
Bedenken wat er allemaal betrekking heeft op het onderwerp

Slide 33 - Question de remorquage

Als beginnende leerder is het logisch om te beginnen met
A
spreekvaardigheid
B
gespreksvaardigheid

Slide 34 - Quiz

Je laat de leerlingen deze dialoog in tweetallen oefenen.
Dit is een ....
A
pre-communicatieve oefening
B
communicatieve oefening

Slide 35 - Quiz

Je wilt de gespreksvaardigheid van je leerlingen toetsen. Je laat ze een korte presentatie van zichzelf voorbereiden, die ze op de toets mondeling presenteren.
Deze vorm van toetsing is...
A
valide
B
misschien valide, misschien niet.
C
niet valide

Slide 36 - Quiz

Als een leerling veel zinnen en woorden incorrect uitspreekt dan...
A
heeft de leerling het niet goed gehoord
B
weet de leerling niet hoe de klank gemaakt moet worden
C
heeft de leerling te weinig geoefend
D
heeft de leerling onvoldoende voorbeeld gehad

Slide 37 - Quiz

Je wilt de spreekvaardigheid van je leerlingen toetsen. Elke leerling moet een (vergelijkbaar) plaatje beschrijven.
De beoordeling doe je aan de hand van een indruk cijfer.
Deze vorm van toetsing is..
A
valide & betrouwbaar
B
valide, niet betrouwbaar
C
niet valide, wel betrouwbaar
D
niet valide & niet betrouwbaar

Slide 38 - Quiz