3v Gelijkvormigheid 5: ruimtefiguren

• Wiskunde
• Middelbare school
• vwo
• Leerjaar 3

Welkom!

2.3.C In deze les gaan we lengtes berekenen in ruimtelijke figuren.

Daarvoor gaan we weer op zoek naar gelijkvormigheid.  

• Terugblik opgave A35
• Theorie C: Ruimtefiguren
• Quiz: herken de vlakken 
• (Huiswerk: A36 of A37?)
• Aan de slag

2.3.C Ruimtefiguren

Welk vlak ligt in de kubus?

1. vierkant ABGE
2. rechthoek ACGE
3. rechthoek ABGE
4. vierkant ACGE

Welke driehoek zie je?

1. rechthoekige driehoek ACP
2. gelijkbenige driehoek ACP
3. rechthoekige driehoek ASC
4. gelijkbenige driehoek ASC

A is juist; antwoord D: ASC kan gelijkbenig zijn: Als S het midden van EG is. 

Wat is waar?

1. ACGE∼ABFE
2. △ACG∼△GEA
3. △AGC∼△EGA
4. AG=AC+GC

Wat is waar?

1. △SEA∼△GHE
2. △SAC∼△SPC
3. △ACP∼△SGP
4. △SEA∼△SGP

Samenvatting:

Dus: twee driehoeken zijn gelijkvormig als ze twee dezelfde hoeken hebben.

Gelijke hoeken kan je ook vinden met behulp van 'OFZ'.

Met een verhoudingstabel kun je de ontbrekende zijden uitrekenen.

Soms lukt dat niet in één keer: dan moet je een lengte x stellen.

Huiswerk

• Maak H2.3 opgave 40, 41, 42
  
• Kijk de opdrachten na mbv de uitwerkingen in SOM
  

Volgende week in de keuze:
bewijzen met gelijkvormigheid.
Doe je mee?