Grammatica les 3: wwg, pv, ow

Grammatica les 3
Werkwoordelijk gezegde (wwg), persoonsvorm (pv), onderwerp (ow)
timer
10:00
1 / 39
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 1

Cette leçon contient 39 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 3 vidéos.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

Grammatica les 3
Werkwoordelijk gezegde (wwg), persoonsvorm (pv), onderwerp (ow)
timer
10:00

Slide 1 - Diapositive

Leerdoelen
- Ik kan een werkwoordelijk gezegde herkennen in een zin.
- Ik kan een persoonsvorm herkennen in een zin.
- Ik kan een onderwerp herkennen in een zin.

Slide 2 - Diapositive

Terugblik
Anita geeft een boek aan Henkie op school.

  • Stap 1. Bepaal de zinsdelen (vragentest).
  • Stap 2. Zoek de pv.
  • Stap 3. Zoek het ow, daarna het lv, mv en tot slot bwb.

Slide 3 - Diapositive

Hoe vind je de zinsdelen?
Onderwerp (ow) = Wie of wat + gezegde?
Jan geeft een pen aan Henkie in de klas.
Lijdend voorwerp (lv) = Wie of wat + gezegde + ow?
Jan geeft een pen aan Henkie in de klas.
Meewerkend voorwerp (mv) = Aan of voor wie of wat + gezegde + ow + lv?
Jan geeft een pen aan Henkie in de klas.
Bijwoordelijke bepaling (bwb) = Wanneer? Waar? Waarom? Waarmee? Hoe? Hoe laat?
Jan geeft een pen aan Henkie in de klas.

Slide 4 - Diapositive

We kijken de volgende drie filmpjes...

Slide 5 - Diapositive

Slide 6 - Vidéo

Slide 7 - Vidéo

Slide 8 - Vidéo

Opdracht
- Wat? Maak nu een korte samenvatting voor jezelf over het wwg, de pv, en het ow. Neem daarin het volgende op:
- Welke trucjes zijn er om deze zinsdelen te herkennen in een zin?
- Kan ik voorbeeldzinnen daarbij bedenken? Bijvoorbeeld een zin maken met een onderwerp (ow) erin?
- Hoe? Op jouw laptop. Sla de samenvatting op in jouw mapje van het vak Nederlands.
- Tijd? Neem hiervoor 10 minuten de tijd.
- Hulp?  Kijk nog eens naar de filmpjes in LessonUp (met oortjes in).

Slide 9 - Diapositive

Aan de slag!
Maak nu de quizvragen op slides 11 t/m 38 over het werkwoordelijk gezegde, de persoonsvorm en het onderwerp.
Veel succes!

Slide 10 - Diapositive

Werkwoordelijk gezegde

Slide 11 - Diapositive

Wat is het werkwoordelijk gezegde in de volgende quizvragen?

Slide 12 - Diapositive

Wwg?
De docent / vraagt / mij / zijn vraag / te beantwoorden.
A
vraagt
B
vraagt, beantwoorden
C
beantwoorden
D
vraagt, te beantwoorden

Slide 13 - Quiz

Wwg?
Hoe / zal / het zoontje van de prinses / heten?
A
heten
B
zal
C
zal, heten
D
Er is geen wwg

Slide 14 - Quiz

Wwg?
De kinderen / kunnen / vanwege corona / niet / naar school / komen.
A
kunnen
B
komen
C
kunnen vanwege
D
kunnen, komen

Slide 15 - Quiz

Wwg?
De school heeft besloten haar deuren te sluiten.
A
heeft, besloten
B
heeft, sluiten
C
heeft, besloten, te sluiten
D
heeft, besloten, sluiten

Slide 16 - Quiz

Wwg?
De kinderen / delen / nu / aan elkaar / allemaal snoepjes / uit / op het schoolplein.
A
delen
B
delen aan elkaar
C
delen uit
D
delen op het schoolplein

Slide 17 - Quiz

Wwg?
Hoe laat komen jouw kinderen uit Italië aan?
A
komen aan
B
komen uit
C
komen
D
Er is geen wwg.

Slide 18 - Quiz

Maak de volgende quizvragen over de persoonvorm!

Slide 19 - Diapositive

De politie heeft een buurtonderzoek ingesteld.
______
A
persoonsvorm
B
geen persoonsvorm

Slide 20 - Quiz

Kinderen waarschuwden hun ouders.
________________
A
persoonsvorm
B
geen persoonsvorm

Slide 21 - Quiz

De politie heeft een buurtonderzoek ingesteld.
__________
A
persoonsvorm
B
geen persoonsvorm

Slide 22 - Quiz

Alle kinderen vinden de persoonsvorm in deze zin.
De persoonsvorm is:
A
kinderen
B
vinden
C
persoonsvorm
D
deze

Slide 23 - Quiz

Je kunt de persoonsvorm vinden door....
A
De tijdproef
B
De getalproef
C
Zowel de tijdproef als de getalproef
D
Naar het lijdend voorwerp te kijken

Slide 24 - Quiz

De persoonsvorm geeft aan in welke tijd de zin staat.
A
Dit is waar.
B
Dit is niet waar.

Slide 25 - Quiz

Een zin kan in het enkelvoud of in het meervoud staan. Dit noemen we de tijd van een zin.
A
Dit is niet waar, want dit noemen we het getal.
B
Dit is niet waar, want dit noemen we het werkwoord.
C
Dit is waar.

Slide 26 - Quiz

Wat is het onderwerp in de volgende quizvragen?

Slide 27 - Diapositive

Ow?
De meeste leerlingen bezoeken liever geen musea.
A
Liever
B
Geen musea
C
De leerlingen
D
De meeste leerlingen

Slide 28 - Quiz

Hoe vind ik het onderwerp in de zin?
A
Wie of wat + gez + ow?
B
Wie?
C
Wie of wat + gez?
D
Wie of wat + gez + ow + lv?

Slide 29 - Quiz

Ow?
Morgen halen de leerlingen alle schoolspullen op.
A
Morgen
B
de leerlingen
C
de schoolspullen
D
Halen op

Slide 30 - Quiz

Ow?
In de trams mogen de passagiers niet meer dicht bij elkaar zitten.
A
In de trams
B
bij elkaar
C
de passagiers
D
de passagiers niet meer dicht

Slide 31 - Quiz

Slotvragen

Slide 32 - Diapositive

Ik weet nu wat een wwg is en begrijp hoe ik het in de zin kan vinden.
A
Ja
B
Nee

Slide 33 - Quiz

Had je 'ja' geantwoord?
Ga dan door naar de volgende sheet!

Had je 'nee' geantwoord? Ga naar de volgende website: https://www.cambiumned.nl/theorie/grammatica/zinsdelen/gezegde/.

Slide 34 - Diapositive

Ik weet wat een pv is en kan de pv via de tijdproef of de getalproef in een zin vinden.
A
Ja
B
Nee

Slide 35 - Quiz

Had je 'ja' geantwoord? Ga dan door naar de volgende slide!
Had je 'nee' geantwoord? Kijk dan nog eens goed naar de theorie uit Blok 1 (Op Niveau) of ga naar de website: https://www.cambiumned.nl/theorie/grammatica/zinsdelen/persoonsvorm/. Op deze website kun je nog extra oefeningen maken.

Slide 36 - Diapositive

Ik weet wat een ow is en kan het ow ook vinden in een zin.
A
Ja
B
Nee

Slide 37 - Quiz

Had je 'ja' geantwoord? Gefeliciteerd! Jij bent klaar met deze les.
Had je 'nee' geantwoord? Kijk dan eerst nog eens goed naar de theorie uit Blok 1 (Op Niveau) en ga naar de volgende website: https://www.cambiumned.nl/theorie/grammatica/zinsdelen/het-onderwerp/. Kijk naar de theorie en maak de extra oefeningen.

Veel succes! Je bent bijna klaar!

Slide 38 - Diapositive

Einde les
Vooruitblik...
lijdendvoorwerp

Slide 39 - Diapositive