Trede 8 - Leerdoel 2 - Lezen - la fête nationale + uitleg passé composé
Le passé composé
Qu'est-ce que c'est?
Wat is dat?
1 / 15
suivant
Slide 1: Diapositive
FransMiddelbare schoolmavo, havo, vwoLeerjaar 2
Cette leçon contient 15 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.
La durée de la leçon est: 60 min
Éléments de cette leçon
Le passé composé
Qu'est-ce que c'est?
Wat is dat?
Slide 1 - Diapositive
Wat is de passé composé?
Verleden tijd
NL: ik heb gekocht, wij hebben gegeten, jij hebt gefietst
Je gebruikt de passé composé als je iets wilt vertellen dat al gebeurd is
Slide 2 - Diapositive
Hoe maak je de passé composé?
Je hebt twee werkwoorden nodig:
1. een hulpwerkwoord
2. een voltooid deelwoord
Slide 3 - Diapositive
1. Hulpwerkwoord
Het hulpwerkwoord kan een vorm van avoir of être zijn.
Je leert nu eerst de passé composé met avoir, omdat deze het vaakst voorkomt.
Slide 4 - Diapositive
1. Hulpwerkwoord
Weet je de vormen van avoir nog?
Slide 5 - Diapositive
1. Hulpwerkwoord
Ik heb j’ai Jij hebt tu as Hij/zij/men heeft il/elle/on a Wij hebben nous avons Jullie hebben / u heeft vous avez Zij hebben ils/elles ont
Slide 6 - Diapositive
2. Voltooid deelwoord
Stam : -er eraf halen
Bijvoorbeeld: habiter ---> stam = habit
Achter de stam plak je de uitgang :–é
habit + é = habité
Dit doe je bij alle personen (je, tu, il, elle, nous, etc.)
Slide 7 - Diapositive
Exemple
Voyager Wat is deel 1? Wat is deel 2?
J'ai voyagé
Tu as voyagé
Il a voyagé
Nous avons voyagé
Vous avez voyagé
Ils ont voyagé
Slide 8 - Diapositive
2. Voltooid deelwoord
Om het voltooid deelwoord te vormen ga je uit van de stam van het werkwoord.
Stam van werkwoorden die eindigen op –er : -er eraf halen
Bijvoorbeeld: habiter ---> stam = habit
Slide 9 - Diapositive
Deel 1 + Deel 2
Ik heb gepraat = J'ai parlé
Deel 1: ik heb
Deel 2: gepraat
Deel 1: j'ai
Deel 2: parler = parl + é = parlé
Slide 10 - Diapositive
Onregelmatige werkwoorden
Let op: er zijn onregelmatige vormen. Deze moet je leren. het voltooid deelwoord van avoir is eu het voltooid deelwoord van faire is fait het voltooid deelwoord van être is été
Slide 11 - Diapositive
Oefenen
1. J’ … (écouter) la radio. = 2. Ils … (regarder) un film. = 3. Il … (rencontrer) une fille. 4. Elle … (parler) avec mon copain. 5. Nous......(avoir) un beau cadeau.