Formule en grafiek

Lineaire verbanden
1 / 19
suivant
Slide 1: Diapositive
WiskundeMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 3

Cette leçon contient 19 diapositives, avec quiz interactifs et diapositive de texte.

Éléments de cette leçon

Lineaire verbanden

Slide 1 - Diapositive

Wat is het startgetal van deze formule?
15a + 9 = b

Slide 2 - Question ouverte

Wat is de richtingscoëfficiënt bij deze formule?
7a + 10 = b

Slide 3 - Question ouverte

Wat is het startgetal bij deze tabel?

Slide 4 - Question ouverte

Wat is de richtingscoëfficiënt bij deze tabel?

Slide 5 - Question ouverte

Wat 
is
wat???
pijlenketting
formule
tabel
grafiek

Slide 6 - Question de remorquage

Sleep de formules naar de juiste tabel
3a + 2 = b
b = 6 + 3a
b = 3a -6
-6 + 2a = b

Slide 7 - Question de remorquage

Kies de juiste grafiek bij elke tabel.

Slide 8 - Question de remorquage

Sleep de formules naar de juiste grafieken
y = 2x + 1
y = -0,4x + 3

Slide 9 - Question de remorquage

Sleep de juiste formule naar de juiste grafiek
y = -1 1/2 x + 4 
y = -1/2 x 
l: 
y = 1/4 x + 1 

l:
m:

n:

Slide 10 - Question de remorquage


verbind elke formule met de juiste grafiek

Slide 11 - Question de remorquage

Twee formules:
A hoogte = 7,75 + 1,4 × tijd
B hoogte = 2,5 × tijd
Welke grafiek loopt het steilst?
A
Formule A
B
Formule B
C
Beide even stijl
D
Geen idee

Slide 12 - Quiz

In welke tabel is er geen lineair verband?
A
Tabel A
B
Tabel B
C
Tabel C
D
In elke tabel zit een lineair verband

Slide 13 - Quiz

Is dit verband lineair?
A
nee
B
ja

Slide 14 - Quiz

Bij welke van de volgende formules is er sprake van een lineair verband? Er zijn meer antwoorden mogelijk.
A
y=3x+7
B
xy=24
C
y=3x2
D
3x+y=12

Slide 15 - Quiz

Bij een lineair verband kun je een grafiek tekenen. Je herkent de daarbij behorende tabel door:
A
een gelijkmatige toename
B
een gelijkmatige afname
C
een gelijkmatige toename of afname
D
Je kunt dit niet zien in de tabel

Slide 16 - Quiz

Hoort deze grafiek bij een lineair verband?
A
ja
B
nee
C
geen idee

Slide 17 - Quiz

Bij elke maat schoolbank hoort een bepaalde zithoogte. Hiernaast zie je een tabel, waarin de maat van de schoolbank en de bijbehorende zithoogte in cm staat.

Er is een lineair verband tussen de zithoogte en de maat van de schoolbank.

Opgave 18:
Geef een woordformule die bij dit verband hoort.

A
zithoogte = 4 x maat + 30
B
zithoogte = 30 x maat + 4
C
maat = 4 x zithoogte + 30
D
zithoogte = 4 x maat + 26

Slide 18 - Quiz

Welke grafiek is een lineair verband?
A
B
C
D

Slide 19 - Quiz