FA trede 18.3: De gebiedende wijs "L'impératif"

Aujourd'hui, c'est jeudi, le 23 février



Mercredi, 1er décembre
1 / 36
suivant
Slide 1: Diapositive
FransMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 3

Cette leçon contient 36 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 2 vidéos.

time-iconLa durée de la leçon est: 15 min

Éléments de cette leçon

Aujourd'hui, c'est jeudi, le 23 février



Mercredi, 1er décembre

Slide 1 - Diapositive

Vertel, hoe zit je erbij?
0100

Slide 2 - Sondage

Leerdoel deze week:
  • Ik begrijp de gebiedende wijs 'l’impératif' in het Frans
  • Ik kan de gebiedende wijs ‘l’impératif' in het Frans toepassen


Slide 3 - Diapositive

De  gebiedende wijs / L'impératif
Eet  pizza!!
Mange de la pizza!!
De gebiedende wijs - l'impératif

Slide 4 - Diapositive

Gebiedende wijs in het Frans:
In het Frans heb je drie vormen van de gebiedende wijs:

Je-vorm van het werkwoord in de présent: Mange la pizza, Patrick!

Vous-vorm van het werkwoord in de présent: Faites vos devoirs!

Slide 5 - Diapositive

Wanneer gebruik je welke vorm?
Je-vorm: 
Wanneer je iets zegt tegen één persoon die je met 'JIJ' aanspreekt.
Niels, doe de deur dicht! > Niels, ferme la porte!

FERME is de je-vorm van het werkwoord FERMER.

Slide 6 - Diapositive

Vous-vorm:
Vous-vorm: 
Wanneer je iets zegt tegen meerdere mensen waar je zelf NIET bijhoort OF tegen iemand die je aanspreekt met U. 
Niels en Patrick, spreek langzaam! 
                                                           Niels et Patrick, parlez lentement! 

PARLEZ is de vous-vorm van het werkwoord PARLER

Slide 7 - Diapositive

Welke zinnen staan in de gebiedende wijs? Noteer de nummers.
1. Pierre choisit la pizza Margherite.
2. Pierre, choisis la pizza au thon.
3. Tu dois choisir la pizza reine.
4. Choisissez une pizza différente chacun.

Slide 8 - Question ouverte

Mangez les pommes!
Tegen wie kun je dit zeggen?
A
Tegen iemand die je met JIJ aanspreekt.
B
Tegen een groep mensen waar je zelf ook bij hoort.
C
Tegen iemand die je met U aanspreekt.
D
Tegen een klein kind.

Slide 9 - Quiz

Let op:
De  werkwoorden op de volgende slides zijn onregelmatig in de gebiedende wijs. Voor deze werkwoorden geldt dat je andere vormen moet gebruiken dan in de uitleg die je hiervoor hebt gehad. Leer ze goed!

Slide 10 - Diapositive

Hier zijn de uitzonderingen:
Het werkwoord ALLER:
Tegen één persoon: VA (i.p.v. vais)

Nicole, va à la pharmacie!

Slide 11 - Diapositive

Het werkwoord AVOIR:
Tegen één persoon: aie
Tegen andere personen en 'U': ayez

Madame, ayez patience!
Niels et Patrick, ayez patience!

Slide 12 - Diapositive

Het werkwoord ÊTRE:
Tegen één persoon: sois 
Tegen andere personen en 'U': soyez 
 
Madame, soyez prudente!
Niels et Patrick, soyez prudents!

Slide 13 - Diapositive

Vertaal: Meneer, ga rechtdoor.
A
Monsieur, allez tout droit.
B
Monsieur, vas tout droit.
C
Monsieur, va tout droit.
D
Monsieur, aller tout droit.

Slide 14 - Quiz

Nicolas en Antoine, ga naar huis!
A
Nicolas et Antoine, rentrons!
B
Nicolas et Antoine, rentre!
C
Nicolas et Antoine, rentrez!
D
Nicolas et Antoine, rentrer!

Slide 15 - Quiz

00:49
Noteer de gebiedende wijs:
Coupez quatre pommes en petits morceaux.
Faites les cuire dans une casserole pour faire une compote.

Slide 16 - Question ouverte

00:56
Noteer de gebiedende wijs:
Epluchez et coupez en fines lamelles les deux dernières pommes.
Gardez pour plus tard.

Slide 17 - Question ouverte

01:05
Noteer de gebiedende wijs:
Etalez la pâte brisée dans un plat à tarte.
Piquez la pâte avec une fourchette.

Slide 18 - Question ouverte

01:18
Noteer de gebiedende wijs:
Versez la compote sur la pâte.

Slide 19 - Question ouverte

01:30
Noteer de gebiedende wijs:
Placez les lamelles des deux pommes restantes sur la compte et formez plusieurs cercles.

Slide 20 - Question ouverte

01:37
Noteer de gebiedende wijs:
Sapoudrez le tout de canelle

Slide 21 - Question ouverte

01:48
Noteer de gebiedende wijs:
Mettez la tarte au four et laissez-la cuire pendant 30 minutes.

Slide 22 - Question ouverte

Even oefenen...
Je ziet zometeen een aantal werkwoorden. 
Noteer de gebiedende wijs van het werkwoord. 
Gebruik de beleefdheidsvorm.

Slide 23 - Diapositive

Geef de gebiedende wijs. Gebruik de beleefdheidsvorm.

Mengen = Mélanger

Slide 24 - Question ouverte

Geef de gebiedende wijs. Gebruik de beleefdheidsvorm.

Toevoegen = Ajouter

Slide 25 - Question ouverte

Geef de gebiedende wijs. Gebruik de beleefdheidsvorm.

Verwarmen = Chauffer

Slide 26 - Question ouverte

Geef de gebiedende wijs. Gebruik de beleefdheidsvorm.

Faire cuire = laten koken / bakken

Slide 27 - Question ouverte

Geef de gebiedende wijs. Gebruik de beleefdheidsvorm.

Boire = drinken

Slide 28 - Question ouverte

Wederkerende werkwoorden in de gebiedende wijs.
Als een werkwoord het woordje 'se' (zich) bij zich =heeft gaat de gebiedende wijs zo:
se calmer
Calme-toi!
Calmez-vous!

Slide 29 - Diapositive

L'impératif en cuisinant

Slide 30 - Diapositive

Slide 31 - Diapositive

L'impératif in trede 18
De impératif komt met name voor in recepten.

Slide 32 - Diapositive

7

Slide 33 - Vidéo

Heb je nog meer uitleg nodig?
Bekijk dan de uitleg op de volgende slide.
Bonne chance!!

Slide 34 - Diapositive

Slide 35 - Vidéo

Werkdoelen
  • Grandes Lignes Chapitre 6 bron C
  • Mangez bon, mangez sain! Trede 18  

Slide 36 - Diapositive