Woordenschat H3 en H4

Woordenschat
Voorvoegsels en achtervoegsels

leerdoel: je kent de betekenis van voor- en achtervoegsels
1 / 18
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolmavoLeerjaar 2

Cette leçon contient 18 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 30 min

Éléments de cette leçon

Woordenschat
Voorvoegsels en achtervoegsels

leerdoel: je kent de betekenis van voor- en achtervoegsels

Slide 1 - Diapositive

voorvoegsel - achtervoegsel
De stukjes die je voor of achter een woord kunt plakken, noem je voorvoegsels of achtervoegsels.

Slide 2 - Diapositive

Wat betekent het voorvoegsel anti-
A
voor
B
tegen

Slide 3 - Quiz

Wat betekent het voorvoegsel inter-
A
tussen
B
door

Slide 4 - Quiz

Wat betekent wanorde?
A
volgorde
B
rommel
C
netjes
D
lastig

Slide 5 - Quiz

Een vrouw gaat scheiden van haar man. Hoe noem je iemand die jouw man niet meer is?

Slide 6 - Question ouverte

Iets dat je kunt eten, noem je ...
A
eetlijk
B
eetheid
C
eetsel
D
eetbaar

Slide 7 - Quiz

Als je geen hoop meer hebt, ben je ...
A
hoopvol
B
hoopheid
C
hopeloos
D
hoopbaar

Slide 8 - Quiz

Als iets niet lukt is het ...

Slide 9 - Question ouverte

Als je de toets opnieuw mag maken, noem je dit de toets ...

Slide 10 - Question ouverte

Als je elke week afspreekt met een vriend of vriendin, spreek je hem/haar ...

Slide 11 - Question ouverte


Slide 12 - Question ouverte

Maak opdracht 5, 6 en 7. Start op blz. 110.

Slide 13 - Diapositive

H3
aanprijzen = aanbevelen

blootstellen aan = onderwerpen aan, iemand iets schadelijks zoals gevaar of kou laten ondervinden
gebruikelijke = gewone
hoe dan ook = in elk geval
in omloop brengen = in gebruik nemen
(de) miskleun = grove vergissing, flater, blunder 




Slide 14 - Diapositive

H3
opduiken = plotseling verschijnen

(de) ophef = overdreven aandacht
opzienbarend = verbazingwekkend
(de) resultaten = uitslagen
krimpen = kleiner worden
verschrompelen = kleiner en rimpelig worden
verspreiden = verdelen over een (groot) gebied
verwerken = gebruiken om er iets van te maken 






Slide 15 - Diapositive

H3
als paddenstoelen uit de grond schieten = overal tevoorschijn komen

de smaak te pakken hebben = er erg van houden
iets op je lever hebben = iets te zeggen hebben
nog niet jarig zijn = grote problemen hebben
onder de blote hemel = in de openlucht
zijn mond voorbij praten = alles doorvertellen 




Slide 16 - Diapositive

H4
bekend = iets dat veel mensen kennen

bewonderen = heel mooi vinden
bijzondere = ongewone
dateren van = afkomstig zijn uit de tijd van
diverse = verschillende
elegant = sierlijk
(de) erkenning = waardering
(het) exemplaar = één ding van iets waarvan er nog meer zijn
genieten = hebben, krijgen 







Slide 17 - Diapositive

H4
(de) hoogstandjes = dingen die heel knap of kunstig gemaakt zijn

noodzakelijk = absoluut nodig
(het) onderdeel = gedeelte
passeren = voorbijgaan
tegelijk = op hetzelfde ogenblik
verbinden = aan elkaar vastmaken
de gulden middenweg = de oplossing die voor iedereen het beste is
iemand op het rechte pad brengen = ervoor zorgen dat iemand geen verkeerde dingen meer doet 








Slide 18 - Diapositive