HEJ - klas 3 Tekstverbanden en signaalwoorden 2

PROGRAMMA
Stillezen of de opdracht afmaken
Tekstbegrip:
Tekstverbanden en signaalwoorden herhalen en controleren.


1 / 16
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolvmbo, mavo, havo, vwoLeerjaar 1-4

Cette leçon contient 16 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 30 min

Éléments de cette leçon

PROGRAMMA
Stillezen of de opdracht afmaken
Tekstbegrip:
Tekstverbanden en signaalwoorden herhalen en controleren.


Slide 1 - Diapositive

Stillezen of de opdracht afmaken
Stillezen of de opdrachten afmaken
Kader: opdracht 1 & 2 (blz. 10)
TL: opdracht 1,2 & 3 (blz. 10-12)

Na 10 minuten bespreken we de opdracht.



timer
10:00

Slide 2 - Diapositive

Lesdoel
Aan het eind van de les weet je wat tekstverbanden en signaalwoorden zijn en kun je deze vinden in een tekst of zin. 

Slide 3 - Diapositive

Nog even oefenen ...

Slide 4 - Diapositive

Tijdsvolgorde
Voordat, nadat, eerst, daarna, wanneer, vroeger, hierna, , vervolgens, later, ten eerste, ten slotte,  later,  oorspronkelijk, intussen 

Slide 5 - Diapositive

Welk signaalwoord past in de zin:
.... er verkiezingen komen, presenteren de partijen zich aan de kiezers.

A
Nadat
B
Voordat
C
Eerst
D
Want

Slide 6 - Quiz

Opsommend
en, ook, verder, daarbij, bovendien, daarnaast, een ander…, ten eerste, vervolgens, eveneens, noch… noch…, zowel… als…., niet alleen… maar ook…, tevens, voorts, ten slotte

Slide 7 - Diapositive

Welk signaalwoord past in de zin:
In een democratie zijn er behalve verkiezingen, ... persdagen.

A
ook
B
daarom
C
dus
D
vervolgens

Slide 8 - Quiz

Tegenstellend
maar, echter, toch, doch, niettemin, daarentegen, juist (niet), al(hoewel), desondanks, enerzijds… anderzijds…, in tegenstelling tot, daar staat tegenover dat, terwijl (in de betekenis van hoewel)

Slide 9 - Diapositive

Welk signaalwoord past in de zin:
Een appel is ... tot een banaan rond en hard.

A
in tegenstelling tot
B
ondanks
C
evenals
D
behalve

Slide 10 - Quiz

Toelichtend
zo, bijvoorbeeld, zoals, namelijk, ter illustratie, stel, neem, onder andere, denk hierbij aan, dat komt voor bij, dat is het geval bij 

Slide 11 - Diapositive

Welk signaalwoord past in de zin:
Iedere partij heeft een eigen mening over het onderwijs, .... dat leraren meer salaris moeten krijgen.
(voorbeeld - toelichting)
A
aangezien
B
omdat
C
want
D
zoals

Slide 12 - Quiz

Redengevend
(argument) omdat, want, immers, namelijk, vanwege, wegens, aangezien  
(standpunt) daarom, dus  

Slide 13 - Diapositive

Welk signaalwoord past in de zin:
Mensen stemmen alleen in een hokje .... de privacy.

A
omdat
B
vanwege
C
want
D
immers

Slide 14 - Quiz

Concluderend

dus, vandaar, daarom, om die redenen, dan ook, kortom, al met al, concluderend, dat betekent, aldus, hieruit volgt

Slide 15 - Diapositive

Welk signaalwoord past in de zin:

... hoop ik dat jullie nu begrijpen wat signaalwoorden zijn.

A
Al met al
B
Vandaar dat
C
Aan het eind
D
Tenzij

Slide 16 - Quiz