Week 3-2

• Frans
• Middelbare school
• havo
• Leerjaar 2

Bienvenue

ga zitten volgens de plattegrond

Brigitte & Dagmar            Hannah & Senne                

Sidney                                  Thijmen & Job                 Wies & Lindsey

Zuzanna                              Ronja & Amanda                Leen 

Olivia & Sophie Z               Job                                    Lorien & Sophie H Sophie C   & Roy                                             

                                              Mevrouw Bosch  (bord)

Tâche H3

zie Google Classroom voor instructies

Quelles chiffres entends-tu?

1. 14 - 42 - 83
2. 40 - 43 - 83
3. 14 - 43 - 83
4. 40 - 42 - 83

1000

1. million
2. cent
3. mille
4. centimes

cent

1. 100
2. 1000

Écoute et choisis les bons chiffres

1. 12 – 9 – 38 – 43 – 25
2. 12 – 19 – 48 – 33 – 57
3. 12 – 9 – 48 – 33 – 27

Aujourd'hui

• uitleg Tâche H3
• pak je laptop
• leer Slim Stampen A-B-C-D-E - 10 minuten
• log daarna in in Lesson-up
  

Écoute et choisis les bons chiffres

1. 73 – 5 – 57 – 43 – 80
2. 73 – 15 – 57 – 43 – 90
3. 73 – 15 – 57 – 42 – 90

Écoute et choisis les bons chiffres

1. 14 – 7 – 50 – 29 – 72
2. 40 – 17 – 51 – 26 – 62
3. 40 – 7 – 51 – 36 – 52

Hoe spreek je "eau" uit

1. oe
2. o

Hoe spreek je "ou" uit

1. oe
2. o

Aanwijzend voornaamwoord:
_______ monsieur

1. cet
2. cette
3. ces
4. ce

Aanwijzend voornaamwoord
...............fille

1. ce
2. cette
3. cet
4. ces

Aanwijzend voornaamwoord:
_______ homme

1. ce
2. cette
3. ces
4. cet

Aanwijzend voornaamwoord:
_______ agenda

1. cet
2. cette
3. ces
4. ce

Aanwijzend voornaamwoord:
_______ guitare

1. ce
2. cette
3. ces
4. cet

Een aanwijzend voornaamwoord is..:

1. mon/ma/mes
2. le/la/les
3. ce/cet/cette/ces
4. un/une/des

Aanwijzend voornaamwoord voor meervoud

1. ce
2. cette
3. ces
4. cet

qu'est-ce que =

1. hoe
2. wie
3. wanneer
4. wat

Wat betekent:
Qu'est-ce qu'elle aime?

1. Waar houdt hij van?
2. Waar houdt zij van?
3. Wat vindt ze lelijk?

Qu'est - ce que tu veux acheter?

1. wat kan jij kopen?
2. wat wil je kopen?
3. wat koop jij vandaag?
4. wil jij iets kopen?

vertaal: "Wat wil je kopen?"

1. Qu'est-ce que tu veux acheter?
2. Qu'est-ce que tu peux acheter?
3. Qu'est-ce que tu peux quelque chose au magasin
4. Qu'est-ce que je veux acheter?

Remplis: On va en ville ....weekend!

1. cet
2. cette
3. ce
4. ces

vertaal:
"On va en ville, ce weekend?"

1. Waar houdt hij van?
2. Wat wil je kopen?
3. Gaan we dit weekend naar de stad?
4. Hoeveel kost het?

vertaal:
"Gaan we dit weekend naar de stad?"

1. On va en ville, ce soir?
2. On va en ville, aujourd'hui?
3. Je vais en ville, ce weekend?
4. On va en ville, ce weekend?

la magasin

1. de boerderij
2. de bakker
3. de auto
4. de winkel

binnenkort

1. biencourt
2. vraiment
3. bientôt
4. boncourt

de jurk

1. la jupe
2. la robe
3. le short
4. le T-shirt

acheter

1. kopen
2. voorbereiden

kopen

1. acheter
2. manger
3. parler
4. adorer

de verjaardag

1. acheter
2. l'anniversaire
3. le short de bain
4. la robe

On y va

1. Laten we gaan
2. Wij arriveren

Nee, hij is te klein

1. Non, il est trop petits
2. Non, il est trop petites
3. Non, il est trop petite
4. Non, il est trop petit

Welke maat heb je?

1. Tu fais quelle taille?
2. Tu as quelle matte?
3. Tu as quel size?
4. Tu fait quelle taille?

vanmiddag

1. ce soir
2. cet après-midi
3. ce matin
4. demain

Traduis:
ce matin

1. vanochtend
2. tot vanavond
3. goedenavond
4. vanmiddag

Blz 106 ken je cijfers

60=soixante

61= soixante-et-un

62= soixante-deux

70= soixante-dix (60+10)

80= quatre-vingts (4x20)

81= quatre-vingt-un

90= quatre-vingt-dix(4x20+10)

91=quatre-vingt-onze

100=cent

100=cent

150= cent-cinquante

200=deux-cents

1000= mille

Pouvoir / vouloir

LILLE 2023

Alle informatie staat op Google Classroom

vient découvrir

overleg vandaag de volgende onderdelen met elkaar:

• maak 4 groepen van 5
• maak  een overzicht van zoveel mogelijk bezienswaardigheden (gratis) & typische gerechten in het centrum van Lille
• Bronnen:

1. zoek op internet
2. Office du tourisme (VVV)
3. www.lille3000.eu

• Geef elke persoon binnen jullie groep een rol:

1. 1 persoon: busreis 
2. 2 personen: organisatie (maakt de afweging met de rest van de groep wat er gaat gebeuren)welke programma onderdelen 
3. 2 personen: programma boekje - layout en achtergrond informatie bij elk onderdeel
4. notulist (rouleert elke week - houdt de notities van wekelijkse afspraken bij)

• Groepeer  al jullie ideeën vandaag en noteer deze in de notulen
• maak ieder voor zich voor volgende week je afweging over wel of niet meenemen van de verschillende ideeën. 

overleg vandaag de volgende onderdelen met elkaar:

• kies uit de lijst die jullie samen hebben gemaakt in jullie groep met alle bezienswaardigheden, wat de beste opties zijn volgens jullie
• culturele bezienswaardigheden
• tips eten
• vlog
• plattegrond
• vrije tijd - wat kan je doen?

• Geef elke persoon binnen jullie groep een rol:

1. 1 persoon: busreis 
2. 2 personen: organisatie (maakt de afweging met de rest van de groep wat er gaat gebeuren)welke programma onderdelen 
3. 2 personen: programma boekje - layout en achtergrond informatie bij elk onderdeel
4. notulist (rouleert elke week - houdt de notities van wekelijkse afspraken bij)

• Groepeer  al jullie ideeën vandaag en noteer deze in de notulen
• maak ieder voor zich voor volgende week je afweging over wel of niet meenemen van de verschillende ideeën. 

Huiswerk:

Leren: Vocabulaire A+B+C en cijfers en grammatica D

gebruik hiervoor Slim Stampen

de maak opdrachten komen in SOM

Wat vonden jullie van deze manier van lesgeven?

😒🙁😐🙂😃

Luister naar het fragment. Kies steeds het getal dat je hoort. Je hebt steeds twee opties.

1

2

3

5

6

7

4

8

9

10

500

600

52

62

66

76

81

91

42

82

24

80

100

1000

200

202

5

100

5

15