15-1 Blok 5 Spelling (in)directe rede & komma

Welkom bij Nederlands!

Heb je je pen, boek & schrift erbij?

1 / 27
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 2

Cette leçon contient 27 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

Welkom bij Nederlands!

Heb je je pen, boek & schrift erbij?

Slide 1 - Diapositive

Vandaag
  • Info
  • Uitleg Blok 5 Spelling
  • Werken
  • Vragen?
  • Afsluiting

Slide 2 - Diapositive



Info
Vandaag geef ik uitleg over Spelling van Blok 5.
Dit keer gaat het om de directe rede en het gebruik van komma's.

Vmbo-t, havo en vwo krijgen dezelfde uitleg.
Vandaag
  • Info
  • Uitleg
  • Werken
  • Afsluiting

Slide 3 - Diapositive

Doel


- Je kunt uitleggen wat de directe en de indirecte rede is.

- Je kunt een zin van directe naar indirecte rede veranderen, en omgekeerd.

- Je kunt komma's juist gebruiken.

Slide 4 - Diapositive

DIRECTE / INDIRECTE REDE

Slide 5 - Diapositive

Pag. 223 of 227!

Slide 6 - Diapositive

Directe rede
  • Je citeert iemand                          (=schrijft precies op wat iemand zegt)
  • Daarbij gebruik je aanhalingstekens

Slide 7 - Diapositive

Voorbeelden
  • Jan zegt: "Ik ben vreselijk moe."
  • "Ben je te laat naar bed gegaan?", vraagt Marieke.
  • "En toch," zei ik, "ga ik liever gewoon lekker naar school."

Slide 8 - Diapositive

Indirecte rede
  • Je vermeldt in jouw woorden wat iemand anders            gezegd heeft.
  • Daarbij gebruik je de woordjes dat (zeggen)  / of (vragen)

Slide 9 - Diapositive

Voorbeelden
  • Pieter beweert dat hij heel veel geld verdient met zijn bijbaantje.
  • Lianne vraagt zich af of hij zijn geld wel op een eerlijke manier verdient.


Slide 10 - Diapositive

De dwergen vroegen verbaasd: "Wie heeft er soep voor ons gekookt?“



A
directe rede
B
indirecte rede

Slide 11 - Quiz

Sneeuwwitje zei dat zij dat had gedaan.



A
directe rede
B
indirecte rede

Slide 12 - Quiz

De dwergen riepen dat ze er erg blij mee waren.



A
directe rede
B
indirecte rede

Slide 13 - Quiz

De jager zei tegen Sneeuwwitje dat ze ver weg moest lopen.



A
directe rede
B
indirecte rede

Slide 14 - Quiz

De boze stiefmoeder vroeg aan de spiegel wie de mooiste van het land is.

A
directe rede
B
indirecte rede

Slide 15 - Quiz

De spiegel antwoordde: "U bent de mooiste van het land."

A
directe rede
B
indirecte rede

Slide 16 - Quiz

De meneer vroeg hoe laat het was.

Maak hier de directe rede van.

Slide 17 - Question ouverte

"Hé Gijs," riep Lina, "je hebt een acht voor je proefwerk Frans!"
Maak hier de indirecte rede van.

Slide 18 - Question ouverte

Viggo zei tegen Youri : ‘Ik ga even naar de kapper.’
Maak hier de indirecte rede van.

Slide 19 - Question ouverte


  • Info
  • Uitleg: Schrijven van betoog/meninggevende tekst
  • Werken
  • Vragen?
  • Afsluiting
Komma
  • Tussen twee ww van een ander gezegde;
  • Tussen bijv. nw. die van plek kunnen wisselen;
  • Tussen de delen van een opsomming;
  • Voor signaalwoorden: maar, want, omdat, doordat, tenzij, terwijl, mits, zodat, zodra;
Vandaag
  • Info
  • Uitleg
  • Vragen?
  • Werken
  • Afsluiting
voorbeeld
"Wie goed heeft opgelet, weet al wat ik ga vragen."
voorbeeld
"Dat is een kleine, blauwe tafel."
voorbeeld
"Wil je twee, drie of vier kaartjes bestellen?"
voorbeeld
"Ik blijf thuis, want ik moet nog veel huiswerk maken."

Slide 20 - Diapositive


  • Info
  • Uitleg: Schrijven van betoog/meninggevende tekst
  • Werken
  • Vragen?
  • Afsluiting
Komma - vervolg
  • Na een naam, aanhef of uitroep;
  • Voor een naam, aanhef of uitroep.
Vandaag
  • Info
  • Uitleg
  • Vragen?
  • Werken
  • Afsluiting
voorbeeld
"Poeh, moet dat allemaal naar boven?"
voorbeeld
"Komt u maar, meneer De Jong."

Slide 21 - Diapositive

Als jij je tas inpakt maak ik alvast het ontbijt klaar.
A
komma tussen maak en ik
B
geen komma
C
komma tussen inpakt en maak

Slide 22 - Quiz

Waarom staat er een komma?
Ik kocht aardbeien, cake en slagroom.
A
twee ww van een ander gezegde
B
bijv. nw. die je van plek kunt wisselen
C
delen van een opsomming
D
voor signaalwoorden

Slide 23 - Quiz

Staat de komma op de juiste plaats?
Rik, ben jij goed in spelling?
A
ja
B
nee

Slide 24 - Quiz

Je gebruikt een komma na het woordje zoals
A
Juist
B
Niet juist

Slide 25 - Quiz

Doel


- Je kunt uitleggen wat de directe en de indirecte rede is.

- Je kunt een zin van directe naar indirecte rede veranderen, en omgekeerd.

- Je kunt komma's juist gebruiken.

Slide 26 - Diapositive



Huiswerk
vmbo-t: Blok 5, Spelling, opdr. 1, 2, 3 & 4

havo/vwo = Blok 5, Spelling, opdr. 1, 2, 3 & 4

Vandaag
  • Info
  • Uitleg
  • Werken
  • Afsluiting

Slide 27 - Diapositive