4.3 Betoog

1 / 40
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMBOStudiejaar 4

Cette leçon contient 40 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 1 vidéo.

time-iconLa durée de la leçon est: 60 min

Éléments de cette leçon

Slide 1 - Diapositive


Grappig?
A
Ja
B
Beetje
C
Nee
D
Hi-la-risch

Slide 2 - Quiz

 LEZEN HOOFDSTUK 4
TEKSTEN MET MENINGEN LEZEN

4.3
BETOOG

Slide 3 - Diapositive


PLANNING

  • Voorkennis ophalen
  • Behandelen theorie 4.3 Betoog
  • Online opdracht 1 , 2 en examenopdracht maken

Slide 4 - Diapositive


DOEL

AAN HET EINDE VAN DE LES HERKEN JE EEN BETOOG EN WEET JE OP WELKE MANIER DE SCHRIJVER JOU PROBEERT TE OVERTUIGEN

Slide 5 - Diapositive

Voorkennis ophalen
Feit 
Mening
Argument

Slide 6 - Diapositive

Welke uitspraak met betrekking tot objectieve argumenten en subjectieve argumenten is waar:
A
Objectieve argumenten zijn niet- feitelijke uitspraken, subjectieve argumenten zijn controleerbaar.
B
Subjectieve argumenten zijn niet feitelijke uitspraken, objectieve argumenten zijn controleerbaar.
C
Argumenten, zowel de objectieve als de subjectieve, zijn foute argumenten.
D
Objectieve argumenten en subjectieve argumenten zijn verschillende soorten standpunten.

Slide 7 - Quiz

Van welke drogreden is hier sprake:
'Gras in de tuin is beter dan asfalt, dat zegt de visboer ook.'
A
drogreden (generalisatie)
B
drogreden (onjuist beroep autoriteit)

Slide 8 - Quiz

Uitleg
De schrijver geeft in een betoog duidelijk zijn mening. Hij gebruikt argumenten om de lezer te overtuigen van zijn gelijk. 
De hoofdgedachte van een betoog is de mening van de auteur. 

Slide 9 - Diapositive

Voorbeeld:

STANDPUNT
'Nieuwe huizen moeten niet meer worden aangesloten op het gasnet,

want we moeten zo snel mogelijk stoppen met het gebruik van fossiele brandstoffen (zoals gas).'
ARGUMENT     

Slide 10 - Diapositive

Uitleg
Naast argumenten vind je ook tegenargumenten in een betoog. 

Een goede schrijver bedenkt welke argumenten de tegenpartij kan gebruiken en deze probeert hij meteen in zijn betoog te weerleggen

Eerst noemt de schrijver een argument tegen zijn eigen standpunt. Vervolgens legt hij uit waarom dit volgens hem geen goed argument is. 

Slide 11 - Diapositive

Een voorbeeld 
(in vier delen):

Slide 12 - Diapositive

'Nieuwe huizen moeten naar mijn idee niet meer worden aangesloten op het gasnet.'
A
weerlegging
B
tegenargument
C
standpunt
D
argument

Slide 13 - Quiz

'Het gebruik van fossiele brandstoffen (zoals gas) is niet meer van deze tijd.'
A
weerlegging
B
tegenargument
C
standpunt
D
argument

Slide 14 - Quiz

'Natuurlijk moet ieder huishouden toegang hebben tot goede warmte- en energievoorzieningen.'
A
weerlegging
B
tegenargument
C
standpunt
D
argument

Slide 15 - Quiz

'Er zijn echter ook mogelijkheden die veel milieuvriendelijker zijn. Het is dus niet meer nodig om nieuwe huizen op het gasnet aan te sluiten.'
A
weerlegging
B
tegenargument
C
standpunt
D
argument

Slide 16 - Quiz

Een voorbeeldtekst:

Slide 17 - Diapositive

Slide 18 - Diapositive

Slide 19 - Diapositive

Wat te doen:

LEZEN 4.3 BETOOG
Online opdracht 1, 2 en examenopdracht maken 


VOLGENDE WEEK:
4.4 Beschouwing

Slide 20 - Diapositive

DEEL 2

Slide 21 - Diapositive

Slide 22 - Diapositive

Slide 23 - Vidéo

Slide 24 - Diapositive

Slide 25 - Diapositive

Slide 26 - Diapositive

Slide 27 - Diapositive

Slide 28 - Diapositive

Slide 29 - Diapositive

Ik heb het ... gisteren nog verteld.
A
hun
B
hen
C
zij

Slide 30 - Quiz

Gisteren hadden ... nog niks voor Jan gekocht.
A
hun
B
hen
C
zij

Slide 31 - Quiz

Weet je waar ... spullen zijn?
A
hun
B
hen
C
zij

Slide 32 - Quiz

Voor ... moeder wilden Ria en Willemijn wel een bloemetje kopen.
A
hun
B
hen
C
zij

Slide 33 - Quiz

... spraken af dat het een grote, fleurige bos moest worden.
A
hun
B
hen
C
zij

Slide 34 - Quiz

Ik heb het aan ... verteld.
A
hun
B
hen
C
zij

Slide 35 - Quiz

Zijn er nog vragen? 


Slide 36 - Diapositive

Slide 37 - Lien

VERGEET JE BOEKOPDRACHT NIET!

Slide 38 - Diapositive

Slide 39 - Diapositive

Slide 40 - Diapositive